woensdag 29 juli 2009

Warwick Triangle


Naast en om het Stable Theatre waar ik vorig jaar al wekelijks repeteerde met Abagqugquzeli, ligt Warwick Triangle of Warwick Junction. Zoals de naam al aangeeft, is het een knooppunt midden in de stad met een keur aan fly-overs, waarvan er verschillende niet afgebouwd zijn. Ze houden midden in de lucht op.


Op, onder en tussen de bereden en onbereden fly-overs nestelt zich Durbans informele sector, als algen aan een vochtige bezemsteel. Ik heb al vele aspecten van Durban gezien: de haven, concertzalen & bioscopen, shopping malls met krijsende geel-groen-paarse flikkerlichten, de shembe church, de Indiase township, vooroorlogse garages waar Mageshen voor de laagste prijs een nieuwe versnellingsbak kan scoren (Indiërs…), maar om de een of andere reden is Warwick Triangle altijd langs me heen gegaan, ookal ben ik wekelijks over een van de fly-overs gereden om met Abagqugquzeli te werken.

[Het blijft me verbazen hoe je in Zuid-Afrika in je eigen luchtzak langs elkaar heen kunt leven. Zo vernam ik uit de NRC, die me als abonnee dagelijks per email toegestuurd wordt, dat er onlusten zijn in Zuid-Afrika. Tot een aantal dagen geleden waren die nergens in de Zuid-Afrikaanse kranten en het televisienieuws te vinden. Ik wist er simpelweg niet van tot ik ongeruste mailtjes uit Nederland kreeg.]

Warwick Triangle is één grote Afrikaanse markt, waar vanalles te koop is: van voedsel en huisraad tot toverdrankjes en vrouwen.




Het is ook de grootste standplaats voor allerlei soorten legaal en illegaal openbaar vervoer: bussen, minibusjes, en pick-ups (die hier bakkies genoemd worden). De minibusbedrijfjes zijn in handen van locale maffiabazen, die het begrip ‘taxi-oorlog’ nogal letterlijk nemen. Niet zelden krijgt een chauffeur van de concurrent tijdens zijn rit een kogel door zijn kop gejaagd, en ook zonder kogel is een minibusje een ongeleid projectiel op de weg.

Begrijpelijkerwijs was Mageshen niet zo happig om me naar Warwick Triangle mee te tronen, maar voor muziek doet ie alles. Hij heeft een nieuw album gemaakt, dat hij Warwick Triangle gedoopt heeft. Als klein jongetje stond hij uren onder een van de fly-overs naar de straatmuzikanten te luisteren (maskandagitaristen!), terwijl zijn moeder boodschappen aan het doen was. Volgens haar was hij er niet weg te slaan. De musici zijn verdwenen – de muziek komt nu uit ghettoblasters en is van maskanda verschoven naar kwaito (Zuid-Afrikaanse hiphop) – maar de fly-over en de markt zijn nog weinig veranderd.




Mageshens album moet een mooie cover hebben en hij heeft een maatje dat covers maakt als hij het materiaal aanlevert. Dus wij vanochtend op pad met mijn superdepuper Nikon D80 om de bonte rommeligheid van Warwick Triangle vast te leggen.


Leven in de brouwerij, dacht mijn hele lichaam. Joepie. Spannende dingen doen. Eindelijk weer wat testosteronassertiviteit in mijn systeem. Camera in de aanslag, maar onzichtbaar. Bij een mooi plaatje meteen afdrukken en snel doorrijden. Joeoehoeoe, wakker worden. Mageshen had er andere ideeën over: een witte vrouw in je auto (er was werkelijk geen witte te zien) en een joekel van een camera in je hand is vragen om problemen. Maar na een aantal rondjes in de driehoek bleek dat wel mee te vallen.


Selby vindt Warwick Triangle helemaal niet gevaarlijk, bezwoer ik Mageshen. Hij zegt dat hij hier de hele tijd toeristen rondleidt. En hij is half zo groot als jij. Jamaar Selby is zwart, wierp Mageshen tegen.

Ik volgde de logica niet; voor mij is Mageshen even donker als Selby. En hij kent Warwick Triangle op zijn duimpje. Maar in het zogenaamde "post-apartheid" Zuid-Afrika valt hij als Indiër kennelijk net zo goed uit de toon op een zwarte markt als ik als witte, terwijl hij er in een tijd van officiële rassensegregatie met zijn duim in zijn mond de zwarte straatmuziek stond op te zuigen.

Niet voor niets maken vele Zuid-Afrikanen zich zorgen over het nieuwe Zuid-Afrika, en de zorgenmakers zijn ook weer door een officieuze rassenscheiding gedefinieerd. Gelukkig hebben de 'zwart'kijkers niet overal gelijk. Mageshen bracht me naar een plek op de markt waar het wel veilig is, en waar we waarempel wat witte toeristen tegen het lijf liepen. Daar schoten we wat foto’s en doken toen een cd-winkel in. De eigenaar ontplofte van enthousiasme toen we naar maskandamuziek vroegen en we besloten nog eens terug te komen om het geheel wat rustiger te bekijken. Eerst Zoeloeles.

maandag 27 juli 2009

Koudwatervrees 2

Afgelopen week is het nieuwe semester aan de universiteit begonnen. De campus was tot nu toe wat desolaat, maar plotseling is ie vol met giechelende, kwakende en aan elkaar frummelende studenten. Anders dan in Nederland, mogen veel studenten dat thuis niet (en ze wonen allemaal nog thuis), dus doen ze “het” op de universiteit. Leven in de brouwerij! Ik kom collega’s tegen bij het secretariaat (“You are back!”). Vanaf volgende week zit ik als toehoorder bij hun colleges, eind augustus ga ik zelf lesgeven.

Ook de musici met wie ik vorig jaar werkte, zijn ontzettend blij me weer te zien, en niet (alleen) omdat ze hoop koesteren dat ik ze iets materieels te bieden heb. Ik heb een aantal afspraken staan, deze week, ook met mensen die ik nog niet eerder gesproken heb en die me weer naar anderen kunnen leiden.

Toch heb ik net als vorig jaar koudwatervrees: ik stel telefoontjes uit, fiedel aan mijn interviewvragen terwijl ik ze gewoon eens moet gaan stellen en ze daarna aanpassen, ik bedenk onderwerpen voor mogelijke publicaties, maar kom niet verder dan het ontwerpstadium.

Intussen hoor ik van anderen dat ze bij een concert van Busi Mhlongo zijn geweest, een informant die erg belangrijk is voor mijn onderzoek, maar die ik maar niet te pakken krijg. Ze trad op in het BAT Centre (het Theater Kikker van Durban), maar ik had niet goed gekeken dus liet het aan me voorbijgaan. Grrrrmbl.

En ik ben hier nu al een maand. Een kwart van mijn verblijf zit er al weer op. En bloggen doe ik ook al nauwelijks. Vorig jaar had ik lege avonden waarin ik stukjes schreef. Nu hang ik met mijn vriendje voor de buis.

Het is wennen om na twaalf jaar vrijgezellenbestaan samen te wonen. Ondanks alle culturele verschillen – die ook waaanzinnig interessant zijn om over te bloggen, maar dat doe ik niet, want het gaat zo ongeveer over mijn familie, en het voelt niet goed om je naasten als etnografische objecten te beschouwen – kunnen we ontzettend goed met elkaar opschieten.

Viavia hebben we een geweldige werkster gevonden (de exploitatie van Rent-A-Maid was ons allebei te gortig). Een gezellige, stevige moeke die weet hoe alles moet. De rotzooi die we achter onze kont laten liggen, de afwas en de ongestreken overhemden zullen onze relatie niet verzieken.

Mageshens familie schijnt dol op me te zijn. Zijn zussen willen me mee uit nemen voor een gezellig meidenavondje. En Mageshen krijgt preken van zijn moeder dat hij lief voor me moet zijn, want ik zou wel eens die soulmate kunnen zijn naar wie hij zo lang op zoek was. ‘Ze vinden jou liever dan mij’ gromt hij af en toe jaloers.

Maar het in-een-relatie-zitten doet iets biologisch met me. In mijn eentje (de afgelopen twaalf jaar dus) ben ik pro-actief op het gejaagde af, initiërend in gesprekken, ondernemend, explorerend op het expansieve af. Dat is de Barbara die ik ken en dat is zoals ik mezelf graag zie. Maar met een volkomen toegewijde, stoere, waakzame grizzlybeer naast me word ik langzaamaan een apatisch prinsesje.

Toen ik hier kwam, vond ik Mageshens aanbod om me tussen twee colleges door op te halen en ergens heen te brengen absurd, maar naarmate de maand vordert, neem ik het aanbod steeds vaker aan. Ik val steevast om 10 uur in slaap, want ik voel me zo veilig en relaxed dat al mijn alertheid/wakkerheid simpelweg uitgezet is. Ik moet mezelf dwingen om initiatief te nemen, mijn afspraken te maken en mijn eigen dingen te doen.

Het is absoluut niet zo dat Mageshen mij het initiatief ontneemt of over me heen walst; integendeel. Het is meer zo dat er iets in mijn systeem gebeurt. Gemakzuchtigheid leidt bij mij automatisch tot sloomheid. Er zit niets tussenin. Als ik volledig verzorgd word, word ik passief en zelfs een beetje onzeker. Ik geef verantwoordelijkheid uit handen en daardoor raak ik gedesoriënteerd, doelloos. Dat heb ik ook als ik in luxehotels gepamperd word, zoals in Marokko. Het ergert me zodanig dat ik het moet compenseren met gevaarlijke fietstochtjes naar zelfkantige uithoeken van de stad en ik heb nu juist aan Mageshen beloofd dat niet te doen.

Dus dat doe ik dan ook niet. Wees gerust. Vandaag de hele dag mijn eigen dingen gedaan: gerepeteerd met maskandagroep Abagqugquzeli, twee nieuwe liedjes geleerd, rondgereden in de stad met Selby, de maskandaminnende chauffeur van vorig jaar. Even weer wat eigengeproduceerde actie. Lekkerrrrr.

Hluhluwe 2

Ik word dagelijks geattendeerd op de idiotie van ‘witte’ manieren van slapen (raam open), eten (ongekookte groente en vogelzaad [muesli]), en douchen (zonder washandje, bleuh).

Vakantiebestemmingen zijn een ander puik onderwerp om onze verschillen in afkomst aan af te lezen. Zuid-Afrikanen gaan sowieso zelden naar safariparken; Nederlanders voelen zich immers ook te goed om naar de Zaanse Schans af te reizen. Maar als Zuid-Afrikanen een safaripark aandoen, dan zijn het witten. Zelfs als Indiërs en zwarten het kunnen betalen, doen ze het nauwelijks. Wat is er aan om in je vrije weekend om 06.00 uur op te staan om in een hobbelige jeep in de ijzige kou beestjes te kijken die zich misschien niet eens laten zien? Daar zit wat in.

Mageshen moest dus in ons weekend in Hluhluwe door een stevig ochtendhumeur heen de jeep ingejaagd worden en compenseerde dat door (overigens zonder enig zichtbaar sjagrijn) kritische vragen te stellen aan onze Afrikaner rangers. V: Hoe wild zijn die dieren eigenlijk? A: Er wordt helemaal niet ingegrepen; de dieren zijn wild. V: Is er dan bijvoorbeeld geen dierenarts? A: Jawel, die is er eigenlijk wel, want ja, die cheetahs kosten nogal wat en je wilt ze niet meteen in de eerste strenge winter verliezen, natuurlijk. Aha.

We zijn allebei een keer eerder in een safaripark geweest en hadden daar dezelfde ervaring gehad: je ziet je hele vakantie alleen witten. Witten in de jeep. Witten als gids. Witten als ober. De zwarten koken, verschonen je bed, gooien hout op je haardvuur en zetten je elektrische deken aan. Maar je ziet geen glimp van ze. Ze zijn onzichtbaar gemaakt.

Behalve… Behalve voor de exotis(tis)che touch. ’s Avonds bij je diner worden de kok en de wasmeid en nog wat tuinjongens opgetrommeld om in malle pakjes dansjes voor je op te voeren en valse liedjes te zingen. Muzikaal slaat het helemaal nergens op; het is alleen voor de couleur locale. Mageshen en ik vinden elkaar dan volledig in de plaatsvervangende schaamte voor een dergelijke vertoning.

Wat ik niet wist, is dat KwaZulu-Natal vol zit met Afrikaners. Boeren (een scheldwoord voor Zuid-Afrikanen, in lading vergelijkbaar met koelies voor Indiërs en kaffers voor zwarten) zijn nog altijd boeren (in de Nederlandse zin van het woord). Zodra je Durban uitrijdt, rijd je het domein van de Boeren binnen. Zij bezitten aanzienlijke stukken grond in KwaZulu-Natal.

Emotionele discussies over de herverdeling van land zijn dagelijks in de krant te vinden. Floriserende Boerenbedrijven worden opgedeeld en teruggegeven aan de zwarten die er een eeuw geleden van verjaagd zijn. Gerechtigheid is geschied, maar de nieuwe landeigenaren hebben nooit geleerd hoe ze moeten boeren en laten het land verpieteren. Gevolg: minder zelfverbouwd voedsel, dat voor een hoge prijs geïmporteerd moet worden. En dan worden door de erfenis van apartheid en door tekortkomingen in het huidige opleidingssysteem de vooroordelen weer eens bevestigd.

Maar als je Durban uitrijdt, rijd je ook het hart van het Zoeloekoninkrijk binnen. Hier had Koning Shaka aan het begin van de 19de eeuw zijn uitvalsbasis. Niet zelden wonnen de Zoeloes met speren en schilden veldslagen van de Britten met hun geweren. Je wordt er met borden langs de snelweg op geattendeerd hoezeer de bodem hier met bloed doordrenkt is.

De Zoeloes en de Boeren zijn verenigd in hun afkeer van de Britten. Nog steeds. Zowel van Afrikaner- als van Zoeloekant hoor ik hoezeer de leefwijzen van Afrikaners en Zoeloes op elkaar lijken: verbondenheid met de grond die voedsel geeft, de familie als centrale eenheid daarin, en een grote nadruk op gastvrijheid.

De Britten hebben zich voorwaar niet geliefd gemaakt in KwaZulu-Natal. De suikerrietvelden herinneren daar ook aan. Kilometers en kilometers wuivend riet met een enkel spoortje ernaast, net als in Indonesië. Hier waren Mageshens overovergrootouders te werk gesteld in een constructie genaamd ‘indenture’ die het midden houdt tussen een wurgcontract en slavernij.

Toen de zwarten de nieuwontdekte goud- en diamantmijnen waren ingejaagd, hadden de Britten nieuwe arbeidskrachten nodig voor hun suikerrietondernemingen. Die ronselden ze uit hun Jewel in the Crown, India, met mooie verhalen over voorspoed en ontwikkeling. Indiërs tekenden een contract waarbij ze hun overtocht en onderhoud met arbeid moesten afbetalen waarna ze voor zichzelf zouden kunnen beginnen. Maar de omstandigheden van landarbeid maakten het onmogelijk aan de afbetaling te voldoen en de meeste arbeiders bezweken na een aantal jaren.

Op de terugweg deden we Richard’s Bay aan. Mageshens zwager had ons verteld dat je daar gezellig aan de haven kon zitten. Na een zoektocht langs een gore en verlaten vrachthaven en kilometers deprimerende shopping malls, vonden we bordjes naar de “Waterkant”, die ook wel "Meersee" genoemd wordt. Daar waren een aantal visrestaurants en een steaktent. En de mensen in het restaurant zagen er net zo uit als de gereformeerde visboer uit Spakenburg. Om kort te gaan: de ogen van een vis, te veel vet, te weinig pigment en wellicht een open ruggetje.

‘Bereid je erop voor dat we aangestaard gaan worden’ zei Mageshen toen we uitstapten. ‘Waarom?’ vroeg ik in mijn onschuld, ‘omdat we een gemengd stel zijn?’ Hij knikte. Ik moet zeggen; het viel mee. We werden allervriendelijkst bediend, maar ik vrees dat ik wel heb zitten staren. Die achterneven van me blijven me verbijsteren: door de halve bekendheid van ze en ook de totale vervreemding van een deprimerend oord als Richard’s Bay: Volendam getransplanteerd naar Afrika. We wisten niet hoe snel we er weer weg moesten. Te dicht bij de Zaanse Schans voor mij...

maandag 20 juli 2009

Hluhluwe

Een fotorondje van een romantisch weekendje op safari. We hadden een auto geleend van Mageshens zus, want de zijne doet het niet goed, en aangezien zijn hele familie nogal in de Heere is, was onze weg, waarheid en leven voor even helemaal gezegend.



De Leopard Mountain Lodge ligt midden in de winterse wildernis van Zoeloeland:



We hadden ons eigen Zoeloechaletje met balkon en een uitzicht...



... een uitzicht dat er 's ochtends zo uitzag:



Om 06.30 met onze 4x4 en twee Afrikaner gidsen op pad (Afrikaners die MIJN koffie zetten, zei Mageshen verlekkerd):





... en langzaam wordt de wereld wakker...







We hebben heel wat beesten "geschoten". Nyala (een kleine antilope) in het ochtendgloren:



De droevige clown van de savanne:





Ogenschijnlijk guitige zwijntjes, die helemaal niet zo guitig zijn. Altijd humeurig; ze draaien je onmiddellijk hun kont toe. Deze keek bij hoge uitzondering even om voor hij het op een lopen zette.



Een fier edelhert oftewel een koedoe:



Nog een antilope: de impala, oftewel de "McDonald's van de jungle". Fastfood voor alle roofdieren en herkenbaar aan een grote boogvormige M op zijn kont.



Turen in de verte levert ook mooie plaatjes op. Klik op de foto's om te zien wat wij zagen:











Zat er een luipaard tegen de helling? Sommigen meenden hem gezien te hebben, maar hij was te snel weer verdwenen.



En dit zijn de dikke jongens waar je voor moet oppassen. Vooral de nijlpaarden kunnen erg agressief worden.



En nog een stevig exotisch exemplaar met een handleiding:

dinsdag 14 juli 2009

Gewoon?

Vorig jaar vond ik het relatief gemakkelijk om over de overweldigende nieuwheid van Zuid-Afrika te schrijven, maar de vreugde van herkenning die ik dit jaar voel, is moeilijker in woorden te vatten, helemaal omdat het voelt alsof ik niet weggeweest ben. De campus, het jazzcentrum, de haven, mijn collega’s; ze hebben me nauwelijks gemist en ik hun ook niet. Op de conferentie vorige week dachten mijn collega’s uit andere delen van het land dat ik in Zuid-Afrika aangesteld ben, omdat ze mij even vaak zien als de andere participanten.

Toch zijn er een hele hoop dingen helemaal niet gewoon. Ik ben weer begonnen met isiZulu (Zoeloetaal) lessen, twee keer per week een uur praten met de juf.

Sawubona – Goeiedag
Yebo, sawubona, Unjani? – hoe gaat het met je?
Ngisaphila, wena unjani? – het gaat goed met me, hoe gaat het met jou?
Nami ngisaphila, Uyaphi manje? – met mij gaat het ook goed, waar ga je nu naar toe?
Ngiya e-University – ik ga naar de universiteit
Uyokwenzani – wat ga je daar doen?
Ngiyasebenza – ik ga werken
Usebenzani – wat voor werk doe je?
Ngiyafundisa – ik geef les
Ufundisani – wat onderwijs je?
Ngifundisa umculo – ik onderwijs muziek
Etc, etc.

Wat is een taal leren toch moeilijk op latere leeftijd; de klanken blijven niet zo makkelijk meer hangen. Dat wordt dus nooit meer gewoon, net als al die jazz- en popmuziek. Die kan ik ook maar niet plaatsen.

En er zijn een hoop dingen minder gewoon dan ze lijken. Ik ga westerse muziekgeschiedenis geven aan ‘foundation students’, een equivalent van ‘vooropleidingstudenten’ (want conservatorium en universiteit zijn hier hetzelfde). Dat zijn studenten die erg goed kunnen spelen, maar dat veelal op straat geleerd hebben. Ze kunnen geen noot lezen, ze kunnen geen drie zinnen achter elkaar schrijven, ze kunnen sowieso nauwelijks Engels, en hebben nog nooit van hun leven een cello of hobo gehoord. En ze moeten dat allemaal leren… Al met al niet heel veel verschil met sommige Utrechtse eerstejaars, denk ik dan meteen, maar qua sociale omstandigheden toch ook wel weer wel.

Winkelen, nog zo'n alledaagse bezigheid die allerminst gewoon is. Mageshen en ik waren in de apotheek (apteek in Afrikaans) voor een paar pillen. Net als bij mijn zoektocht naar bier vorig jaar ontmaskerde ik mezelf onmiddellijk als vreemdeling. De pillen werden in hun doosje in een grote doorzichtige vershoudbox gekieperd, samen met de bon, waarna de apotheker de box sloot met een groot hangslot. Ik nam de doos aan en maakte hem erop attent dat ik de sleutel van het hangslot nog niet had.

Mageshen kreeg de slappe lach. We werden geacht om met de box naar de kassa te lopen en daar af te rekenen. Maar wat doen Zuid-Afrikanen als de box niet afgesloten is? Ze graaien op weg naar de kassa de planken van de apotheek leeg en rekenen dat allemaal af voor het bedrag dat op de bon staat. En ik vraag op mijn hautaine Europese manier: “Can I have the key, please?”. We liepen al quasi-graaiend naar de kassa en kwamen daar als twee giechelende tieners aan. Niemand snapte er iets van.



En Zuid-Afrikanen gaan ook anders naar hun eigen land kijken; dat deed ik ook toen Mageshen in Nederland was. Mageshen was na al zijn jaren studie en docentschap aan de universiteit gisteren voor het eerst van zijn leven op de universiteitssportvelden, namelijk om mij uit het zwembad te vissen. [Ik heb altijd vriendjes die met een speciaal voor dat doel ontwikkelde slimheid het sportveld weten te omzeilen, en ik ben er heel trots op.]

Maargoed, Mageshen viste mij dus – hoewel hij niet kan zwemmen – uit het zwembad. Ik vervloek mijn broer, mijn vader, en minstens 5 van mijn vriendinnen, want hij chaperonneert me nu werkelijk overal naartoe met het onweerlegbare argument dat hij het mijn vader, mijn broer en mijn vriendinnen beloofd heeft. Dus geen gezwier meer in de zwarte townships, tenzij met een dubbele escorte waaronder meneer zelf. Anyway, ik ben er best blij om hoor. Het is heerlijk om uit het zwembad gevist te worden en dat niet meer zelf te hoeven doen. Ik blijf afdwalen.

Het punt van mijn verhaal was dat we langs de squashbanen naar de auto liepen en op de deur van de squashbanen stond: ‘No black soles allowed’. Mageshen gaf een schreeuw. Hij had in de gauwigheid ‘No black souls allowed’ gelezen. Dus toen wogen we apartheid weer even af tegen criminaliteit. Voorzover dat kan.

donderdag 9 juli 2009

Rent-A-Maid

Mageshen en ik hebben geen van beiden zin en tijd voor huishoudelijke sores, dus gisteren gingen we op zoek naar een werkster. Om de hoek, vlakbij de buurtsupermarkt zit een bureautje in een oud Victoriaans huis: Rent-A-Maid, alsof het net zo makkelijk is als het huren van een auto.

En dat is ook zo. Een maid is hier net zoiets als een auto. Onmisbaar, maar ook een gebruiksvoorwerp. Wat dat betreft is er nog niets veranderd sinds de apartheid, vooral omdat er zoveel goedkope arbeid (armoede dus) is onder de zwarte bevolking.

Achter een bureau voor rijen archiefkasten zat een forse Indiase dame met een gouden tand. Ze deed me nog het meest denken aan Mma Precious Ramotswe van de No. 1 Ladies’ Detective Agency, maar dan op haar Indiaas.

‘De zwarten doen het werk en de Indiërs drijven er handel mee’, dacht ik prompt en bedacht toen dat ik een beetje op moet gaan passen met raciale stereotyperingen. Als je in een multiraciale relatie zit, sta je elkaar en jezelf veel van die stereotyperingen toe om je eigen culturele verschillen bespreekbaar en relativeerbaar te maken (niets is leuker dan racistische moppen over elkaars ras) en omdat je denkt dat je door je multiraciale relatie automatisch boven het verwijt van racisme verheven bent. Maar dat is natuurlijk niet zo.

‘De maid werkt van 08.00 tot 3.50’, zei de Indiase dame kordaat vanachter haar grote bureau. ‘Jullie komen haar om 08.00 halen, betalen 103 rand (nog geen 10 euro) aan ons – niet aan haar! - en zorgen voor haar lunch. Morgen kan ze beginnen.’ Mageshen keek zuinigjes. Of ze niet tot 5 uur kon blijven. ‘Altijd afdingen, die Indiërs’, dacht ik. Nee, dat kon niet. In Nederland werkt een werkster van 09.00 tot 12.00 ofzo. Wat gaat ze de hele dag doen?

Daar hadden Mageshen en ik nogal wat discussies over. We moeten een beetje opruimen zodat ze de vloer kan dweilen, vond ik. Mageshen gierde het uit. Opruimen omdat de werkster komt? Waar is die werkster dan voor? Ik heb een nachtmerrie, gromde hij later. ‘Als ik morgen thuis kom, sta jij de vloer te dweilen terwijl de maid achter jouw computer haar email zit te checken. Volgende week laat ik mijn moeder overkomen om haar te instrueren. Die weet precies hoe dat moet.’ Daar twijfelde ik niet aan.

Dus vanmorgen gingen we in alle vroegte de maid ophalen. Op de veranda voor het Victoriaanse huis zaten wel 10 zwarte vrouwen van alle leeftijden te wachten tot ze opgehaald werden. De kordate Indiase dame pikte er een uit. ‘Nontando, jij gaat met Dr Naidoo mee.’ Nontando – ik schat even oud als wij – stapte braaf bij ons achter in de auto.

‘Nontando’, betekent dat niet ‘Love’? vroeg Mageshen. Ze ontdooide en beaamde dat enthousiast. Veel Zoeloenamen laten zich vertalen als Precious of Talent of Blessing of Success, en Zoeloes noemen zich zo in het Engels als ze Engels spreken: ‘Hi, I'm Success’ hoor je vaak genoeg. ‘Barbara is learning Zulu’ legde Mageshen uit, want ze doet onderzoek naar maskanda. Toen was het helemaal goed.

We gaven haar een ontbijt, want dat had ze ook nog niet gehad, en toen ze vol afgrijzen naar mijn muesli keek, zei Mageshen: 'Maak je geen zorgen, Nontando, we hebben ook toast. Witte mensen hebben nu eenmaal rare eetgewoonten.'

Mageshen zit de hele dag in de studio te werken aan zijn album. Dus ik had een huiselijk dagje vandaag en schotelde Nontando voor de lunch een stevige lasagne van gisteren voor. Ze komt uit Umlazi, een akelige township vlakbij het vliegveld en toen ze doorhad dat ze een luisterend oor gevonden had, barstte ze los.

‘Your boyfriend is a good man’, zei ze. ‘I see it in his eyes. He is human.’ ‘Gelukkig maar’ zei ik opgelucht. ‘Maar de meeste Indiërs’, ging ze voort, ‘zijn verschrikkelijk. Ze behandelen je niet als mensen. Ze geven je slecht te eten. Ze zijn onaardig. Rent-A-Maid exploiteert ons. Van de 100 rand die jullie betalen, krijg ik maar 45.’ ‘Maar besteden ze die niet aan belastingen en pensioenopbouw?’ probeerde ik zwakjes. Het had me zo’n handig systeem geleken; je hoeft als werkgever niet zelf voor de sociale lasten op te draaien en hebt toch een, jawel: ‘witte’ werkster. Maar daar hangt dus een prijskaartje aan dat weer eens door de zwarten betaald wordt…

woensdag 8 juli 2009

Neerstrijken

Zoals ik vorig jaar moeite had mijn werklogboek bij te houden (een dagelijkse routine om werkgerelateerde observaties op te schrijven, zodat ze in een later stadium van je onderzoek als materiaal kunnen dienen), zo heb ik dit jaar moeite mijn persoonlijke blog bij te houden. Dat komt misschien omdat ik tot nog toe heel gewone dingen doe.

Papers aflopen tijdens de conferentie. Heel interessant, maar vooral voor mijn werklogboek.

Boodschappen doen met Mageshen. Lekker burgerlijk saampjes door de shopping mall lopen. Heeeerlijk, maar niet genoeg stof voor een verhaal.

Toegang krijgen tot de faciliteiten van de universiteit. Dat lijkt saai, maar is al iets interessanter, want de Indiase dame van het secretariaat die ik nodig heb om de vereiste pasjes te verkrijgen is stin-kend jaloers dat ik met Mageshen samenwoon en doet net of ze niets voor me kan betekenen. Dus regel ik het nu zonder haar. Dat gaat ook. En ik lach in mijn vuistje.

Indiase vrouwen worden wel vaker razend als Indiase mannen het met witten aanleggen. Hetzelfde geldt overigens voor zwarte vrouwen. Het is hetzelfde fenomeen als mensen die boos worden op 'de' buitenlanders die 'onze' banen inpikken. Is het waar? Is het niet waar? Niemand weet het, maar het wordt wel zo gevoeld.

De redenatie gaat als volgt: vrouwen (inclusief mijzelve) willen graag een verantwoordelijke en monogame man met een goede baan. Maar niet elke vrouw heeft de maatschappelijke positie om die eisen te stellen. De verantwoordelijke, monogame mannen met goede banen kiezen bij voorkeur een vrouw die die eisen wel stelt om hun goede eigenschappen te etaleren, en de alcoholische, ontrouwe klootzakken met de losse handjes blijven over voor de vrouwen die toch al niets te kiezen hebben. In Zuid-Afrika wordt deze tweedeling volledig raciaal geïnterpreteerd ('goede' zwarte mannen worden ingepikt door witte vrouwen) en is daarmee genoeg voor een forse portie afgunst. Ik doe maar alsof mijn neus bloedt en dan draait ze wel bij, denk ik.

Ik heb nu zonder deze dame mijn universiteitspas bemachtigd, dus ik kan naar de bibliotheek en ik kan gaan zwemmen in het universiteitszwembad. Eindelijk weer eens wat bewegen. Ik mis mijn wandeling van het Mackaya Bella guest house naar de universiteit. Mageshen woont verder weg; ik denk dat het net te ver is om te lopen.

Volgende week ga ik met mijn collega die een proefschrift over maskanda schrijft op stap om musici te interviewen. Ik ga weer Zoeloetaallessen, maskandagitaarlessen en danslessen van Abagqugquzeli nemen en contacten leggen met mensen in de muziekindustrie. Maar eerst ga ik bijkomen van mijn verkoudheid.

vrijdag 3 juli 2009

Stars and stripes

De Verenigde Staten van Amerika waren op 4 juli tweehonderdzoveel jaar onafhankelijk en daarom werden Mageshen en ik vorige week bij de Amerikaanse Consul in Durban thuis (!) genood om dat te vieren. Mageshen heeft zijn doctorsgraad immers als Fulbright Scholar gehaald en een Fulbright ben je voor het leven, dus de contacten worden van beide zijden zorgvuldig onderhouden.

Amerikanen pochen graag met townshipbewoners die dankzij Amerikaanse dollars tot succesvolle medeburgers getransformeerd zijn. Mageshen kreeg bij aankomst dan ook een stevige zoen van mevrouw de Consul. Hij heeft haar toen uiterst beleefd op de hoogte gesteld van zijn ervaringen met de Amerikaanse grensbewakers op de luchthaven van Los Angeles...

Het feestje van de Consul was een curieuze mix van een Britse tea party (hetgeen nogal ironisch is als je de Amerikaanse onafhankelijkheid wilt vieren) en Amerikaanse popcultuur. We werden geacht op ons paasbest te verschijnen, maar onze zorgvuldig uitgekozen jurken en pakken werden bij de ingang onmiddellijk ontsierd met oerlelijke plastic glitterkettingen met sterretjes. Je wordt er op aangesproken als je ze niet draagt (we hadden ze in onze tas gestopt): "Aren't you wearing your stars?????"

In de tuin van de Consul - gelegen op een heuvel met terassen, oeroude bomen, theehuizen, tennisbanen en een weids uitzicht op de Indische Oceaan - troffen we de kroonprins van het Zoeloekoninkrijk, de kleindochter van Mahatma Ghandi en tientallen andere mensen met wie het consulaat in contact wil blijven: locale politici, Amerikaanse staatsburgers, academici, zakenmensen. Mc Donalds verzorgde het eten: chicken nuggets en apple pie.

De Consul hield een multiraciaal, politiek correct prosperity-for-everybody-thanks-to-us verhaal, terwijl mevrouw Ghandi achter me wel 3 keer gebeld werd. En na het zingen van de volksliederen van beide landen (het Amerikaanse niet meer dan een variatie op een drieklank; het Zuid-Afrikaanse een potpourri van Xhosa, Afrikaans en Engels) werd er een reusachtige taart aangesneden en mochten we een voor een op de foto met een levensgroot portret van de nieuwe Amerikaanse president. En wie wil dat niet in het 'nieuwe' Zuid-Afrika? Ik zal de mijne snel downloaden en op mijn blog zetten.

Terug

Vorige week zaterdag, bij aankomst in Durban, werden Mageshen en ik door zijn zus opgehaald en linea recta naar de township gereden. Het gaat niet goed met Mageshens grootmoeder en zijn zussen hadden het gevoel dat ze aan het wachten was met doodgaan tot hij terug zou komen. Bij elk telefoontje vroeg ze of het haar Timmy was.

Maar bij aankomst in zijn ouderlijk huis lag aya allerminst op sterven. Mageshens hele familie was er om de verloren zoon na een half jaar in de VS te begroeten. En om mij te bekijken natuurlijk. Ik was blij dat ik in het vliegtuig een beetje goed geslapen had.

We werden allebei ontzettend warm ontvangen en Mageshens moeder had al zijn lievelingsgerechten voor hem gekookt. Voor een heel weeshuis. We werden aan tafel gezet en de rest van de familie zat eromheen en keek toe: zussen, zwagers, nichtjes en aya op bed. Welkom terug in Durban, Barbara. Pfoe.

Ik geloof dat ik de keuring doorstaan heb. Ik had cadeautjes meegebracht voor Mageshens moeder (dankzij het feit dat Mageshen cadeautjes voor mijn ouders had meegebracht - anders had ik daar nooit aan gedacht!). We kregen de overgebleven heerlijke lamb curries mee naar huis en we krijgen nu op gezette tijden telefoon van de familie, in een mooie afwisseling van moeder en een van de zussen: of we nog genoeg te eten hebben, of de was gedaan moet worden, of ik me niet alleen voel, etc.

Ze bellen anders nooit zo vaak, zegt Mageshen. Ze voelen zich medeverantwoordelijk voor jouw welbevinden. Een grote "Zorgt hij wel goed voor je?" campagne. Maar aangezien hij erg goed voor me zorgt, slaan we de aanbiedingen vriendelijk af en dat is dan ook prima, dus claustrofobisch voel ik me (nog) niet. Tussen alle conferentiestress door (2 conferenties in een week, waar we allebei acte de presence moeten geven), maken we zelf ons huishouden en dat is erg gezellig.

Het is midwinter hier, echt bibberweer zoals dat op z'n Afrikaans heet. Extra dekens, sokken, truien. Brrr. Maar ook het prachtige heldere winterlicht, krekels in de struiken, korte schemering en overdag gewoon lekker buiten zitten aan de haven bij Wilson's Wharf. Daar geniet ik erg van.

Pas als de conferenties afgelopen zijn, volgende week, kan ik een beetje op een rijtje zetten wat ik ga doen en hoe ik het uit ga voeren. Mijn collega's aan de universiteit staan al te popelen om samen van alles te ondernemen. Ik kom mijn 4 maanden hier wel door.