zondag 14 juli 2013

Verlies

En weer loop ik tegen de grenzeloosheid van dit medium op. Een blog is zo’n geweldige manier om dingen te delen met anderen. Leuke dingen, minder leuke dingen, moeilijke dingen, interessante dingen, maar die dingen zijn niet alleen mijn dingen, maar ook die van anderen. En elke idioot die Nederlands of Afrikaans kan, kan het lezen. 

In de etnografie zijn er strenge regels voor het spreken over en namens anderen, en dat is maar goed ook, want voor je het weet ga je – met alle goede bedoelingen – over andermans grenzen heen. Spreken, schrijven, of foto’s maken over een ander is macht uitoefenen over een ander, ook als je niet op macht uit bent, want je bepaalt, of ontzegt hem/haar, daarmee de mogelijkheden zichzelf te vertegenwoordigen. Boeken zijn er over vol geschreven.

Over leuke dingen is het leuk bloggen, maar treurige dingen wil ik ook graag delen. Toch kan dat niet altijd, om bovengenoemde redenen. Het is niet aan mij om andermans leed op het internet te pleuren, zeker niet als er een taboe op rust. Dus na lang nadenken doe ik het geanonimiseerd.

Eén van mijn vrienden is ziek. Ze heeft Durban verlaten en zit met een longontsteking in haar dorpje: thuis, ekhaya. Ze is naar de dokter geweest; de dokter heeft medicijnen voorgeschreven; het is niet duidelijk of ze aanslaan. Ik weet wat dat betekent. Zij weet wat dat betekent. En we weten van elkaar dat we weten wat dat betekent. We hebben donderdagmorgen aan de telefoon samen verschrikkelijk zitten huilen. Maar we spreken niets uit.

Met andere vrienden die haar ook kennen spreek ik wel over haar longontsteking en dat ze thuis zit. Dan weten ze genoeg. Ze vertellen me dat zij degene was die weigerde me als vreemdeling, als ander, te zien. Ze trok me mee in alles wat deel uitmaakte van haar dagelijks leven. Alsof het de normaalste zaak van de wereld was, en dat is het ook, alleen doet bijna niemand dat ooit. “Door haar gingen we jou meer als umuntu (mens) zien en minder als umlungu (witte)”, zei één van hen.

Ik merkte dat we over haar spraken alsof ze er al niet meer is en dat maakte me ontzettend verdrietig. Dus ik besloot vrijwel meteen om haar op te zoeken in haar dorpje. Ik weet immers niet wanneer ik weer in Zuid-Afrika ben. Maandag ga ik een dag op en neer, met Selby, via de township om haar dochter mee te nemen.

En ik twijfel er enorm over. Doe ik het voor haar? Of doe ik het voor mezelf? Hoe tref ik haar aan? En wat voor verwachtingen schep ik ermee? Ik heb haar op het hart gedrukt niets voor me te organiseren als ik kom, maar ik weet dat die boodschap aan dovemansoren gericht is. Ik heb maar alvast veel eten ingeslagen: porridge, worst, brood, bonen, fruit. Misschien niet eens voor haar, maar wel voor haar familie. Als je uit de stad komt, dan is dat wat je doet. 

Ik heb de afgelopen dagen veel in een rustige witte middenklasse-omgeving gezeten. Leuke lezingen, etentjes, uitstapjes in het heerlijke groene Durban, cappuccino in de warme winterzon. Daarover is het ook leuk bloggen, want de vanzelfsprekendheid waarmee deze middenklasse zijn voorrechten beschouwt, vind ik af en toe moeilijk te verdragen. Toch merk ik meer en meer dat ik er deel van ben, en dat het comfortabeler is om me in rond te bewegen dan in een Indiase townshipcultuur (hetgeen ik in 2009 maandenlang gepoogd heb) of met vrienden die zo weinig te makken hebben dat ze tegen me opzien om mijn witheid en mijn opleiding en mijn materiële welvaart. Ik merk dat ik er tegenop zie om morgen die ongelijkheid weer te ondergaan, ook al sta ik aan de bevoorrechte kant van de lijn, want die ongelijkheid wordt morgen in alle naakte rauwheid duidelijk.

Geen opmerkingen: