Ik ken Durban goed, heb er maanden (in totaal zelfs meer dan een jaar) van mijn leven doorgebracht, ik heb er gewerkt, gedanst, gezongen, lief gehad, veel wijntjes gedronken en veel avocado's uit eigen tuin verschalkt. Ik zal niet zeggen dat ik elke straathoek ken, maar het komt wel in de buurt.
Iedereen die het zich kan veroorloven doet hier alles met de auto. Zo deed ik het ook altijd: al mijn vrienden en collega's hebben auto's of anders belde ik Selby, toen hij zich nog niet bij de voorvaderen gevoegd had. Bovendien vertelde iedereen me continu dat een buitenlander zich niet in haar eentje te voet op straat moet begeven. Veel te gevaarlijk.
Maar lichaamsbeweging in de buitenlucht is in opmars. 's Ochtends zie je joggers in het park: dun en dik, zwart en wit. Elke zaterdag is er op drie plekken in Durban een duurloop met een app, waarop je bonuspunten voor de supermarkt kunt verdienen als je je eigen record verbetert. Daar komen elke week zo'n 2000 mensen op af. Onze Appie kan er wat van leren.
Ik ben hier nu voor het eerst sinds ik lopen leuk vind, sinds de heupvervanging in 2016. Ik verblijf weer bij Louise en Jon, die voorheen hun Mackaya Bella guesthouse hadden, maar nu genoeg hebben van de hotelverplichtingen. Ze zijn kleiner gaan wonen, maar verhuren hun tuinhuisje via AirBnB. Zo heb ik over de hele wereld mijn tuinhuisjes: in het bamboebos (Yogya), in de welvarende groene achtertuin (Johannesburg) en in de met zorg aangelegde inheemse tuin van Louise (Durban).
Upala Java House - Yogya |
Melville - Johannesburg |
Berea - Durban |
Toen ik ze vertelde hoe makkelijk lopen voor mij is geworden, vroegen ze of ik zin had om met Jon mee te gaan op zijn dagelijkse ochtendwandeling. Een uurtje lopen, door de groene corridors van Durban, die nog tijdens de apartheidstijd zijn aangelegd door een milieuvriendelijk gemeentebestuur.
Ik had die groene corridors van Durban nog nooit gezien. Ze zijn in eerste instantie bedoeld voor dieren om zich te verplaatsen: ecoducten uit de jaren 80. Maar mensen kunnen en mogen er ook in recreëren. D.w.z. voorheen alleen witte mensen. Nu gelukkig alle mensen.
Het hoogtepunt van deze groene pockets is het Pigeon Valley Park, een stuk oerwoud van enkele vierkante kilometers midden in suburbia.
In de dampende mist wandelden Jon en ik er om 07.00 uur heen - langs Mageshens huis, langs Moore Road die ik minstens 100 keer op en neer gescheurd ben, langs de banketbakker, de jacarandabomen en de uitbundig bloeiende bougainvillia's in de berm.
Het park had een poort en een boswachtershuisje, en het was beeldschoon. Een vochtzwanger oerbos, zeker, maar toch weer heel anders dan het druipende oerwoud dat ik ken uit Indonesië. Zoveel verscheidenheid. Waanzinnig.
Door kruipdoor-sluipdoorpaadjes liepen we door het woud/bos/park. We zagen duikers (geen waterbeesten maar wegduikende antiloopjes), we hoorden en zagen vogels, werden opgejaagd door een nijdige broedse hadida, en stelden ons voor hoe het was voordat de eerste Europese settlers hier neerstreken aan het begin van de negentiende eeuw.
Jon is een erudiete natuurkundige, een man van weinig woorden die alleen iets zegt als hij vindt dat het iets toevoegt aan het gesprek. Hij heeft meer dan een jaar voor onderzoek op Antarctica gezeten en was gastdocent in Cambridge. Hij kent het bos op zijn duimpje. Ik kom hier elke zondag, vertelt hij. "In communion with nature. Andere mensen gaan dan naar de kerk. Ik kom liever hier om mijn ziel van binnen te bekijken."
Geen opmerkingen:
Een reactie posten