Het moest er eens van komen. “Barbara”, vroeg Brenda me vandaag ernstig, “are you going to church?” Nu had ik in een grijs verleden een bijna-schoonfamilie in dit land, die me – uit oprechte zorg voor mijn zieleheil – wel vaker dit soort vragen stelde. Dus ik heb een fopspeen: “I sing in church.” Het is geen leugen. Als God bestaat, dan kan ik hem wat dat betreft recht in z’n transcendente ogen kijken.
Maar Brenda laat zich
niet afpoeieren en stelt de vragen die de bijna-schoonfamilie ooit wijselijk
liet liggen: “How often?”. Eeuuuh, tja, een paar keer per jaar… Eish, eish, geloof
ik dan niet in God? En ik realiseer me opnieuw – net als destijds bij de bijna-schoonfamilie
– dat ik het niet over mijn lippen kan krijgen: I don’t believe in God. Ik zou
Brenda groot verdriet doen en bovendien een enorme hoop gezeur aan mijn kop
krijgen.
Dus ik huichel eromheen:
ik vind de beschrijving van God als Liefde heel mooi, want het gaat erom hoe je
met elkaar omgaat. Voor mij gaat het om god als liefde in de mensen. Pfffff. Brenda
is het met me eens, goddank, en dan neemt het gesprek een rare wending.
“Jij hebt je leven op
orde” zegt ze. “Jij
bent geörganiseerd. We, black people, we are so chaotic. We need God to sort us out.” Ik kijk haar
verbijsterd aan; ik weet gewoon echt niet wat ik zeggen moet. “Weet je wel, met
mannen!” gaat Brenda verder. “Als wij een man zien, dan lopen we er als een
idioot achteraan en we laten ons slecht behandelen, en ons leven overhoop
halen. Jou zou dat nooit overkomen.” Ik begin opgelucht te lachen: die aanname
kan ik met het grootste gemak ontkrachten, en ik begin haar met verve te
vertellen over het meest recente debacle in mijn liefdesleven.
Het maakt niet uit wat ik
zeg. Brenda gelooft me niet. Ik heb mijn leven op orde, zwarte mensen niet.
Punt. Ik word er bijna kwaad van. En het doet me wederom denken aan mijn uit
een lage hindoekaste ontsnapte, tot Jezus bekeerde bijna-schoonfamilie. Mijn ex
suggereerde namelijk hetzelfde als Brenda. Witte mensen hebben geen God meer
nodig. Ze hebben de regels die bij een onderwerping aan God horen volledig
geïnternaliseerd: niet stelen, niet slaan, aardig zijn, eerlijk zijn, noem ze
maar op. Dat is waar. Ik ben als atheïst opgevoed, maar met een overweldigende
hoeveelheid moraliteit. Dat maakt witte mensen in de ogen van veel Zuid-Afrikanen
paradoxaal genoeg zielloos: ze leven niet meer naar hun impulsen, waarbij ze een
macht buiten zichzelf verantwoordelijk kunnen maken voor hun handelen. Ze leven
alleen nog maar naar regels, die weliswaar goed en netjes zijn, maar ook niet
echt menselijk. Lullig doen, liegen, stelen, en slaan doen we namelijk allemaal
wel eens, maar witten met een geïnternaliseerde moraal zijn daar blind voor
geworden en achten zichzelf onfeilbaar, met alle gevolgen van dien. Het is een
logica waar ik weer even aan herinnerd werd vandaag. Misschien durf ik daarom
niet te zeggen dat ik niet in God geloof.
Van links naar rechts: Brenda, Dennis en Phumzile
Van links naar rechts: Brenda, Dennis en Phumzile
1 opmerking:
....noem ze maar op :-)
Een reactie posten