zondag 18 juli 2010

Durban revisited

Er is dan wel een hoop gebeurd sinds 1 november 2009, ik heb toch het gevoel dat ik hier gisteren nog rondliep. Een paar weken weggeweest, 35 ofzo. Dat is toch niet veel? Julius Malema (leider van de ANC jeugdliga) verkoopt nog steeds dezelfde Geert-Wildersonzin. Zuma en zijn familie overleven nog steeds het ene corruptievermoeden na het andere. Na het WK gaat het gewone Zuid-Afrikaanse leven weer zijn gang.

Ook de echte soaps op tv, Isidingo en 7de Laan, kan ik zonder moeite weer oppikken. Heerlijk. Goudmijnmagnaat Barker Haines heeft weer eens een sekreet van een vrouw aan de haak geslagen (ach: rijk, maar niet gelukkig) en de HIV-positieve Nandipha vraagt zich nog steeds af of haar schitterende acteurscarrière eronder zal lijden als ze het vertelt. Moeiteloos wisselend tussen Engels, isiXhosa, Afrikaans en seSotho praten deze succesvolle zwarten hun liefdesperikelen, loyaliteitsconflicten en natuurlijk hun onvermijdelijke cultuurverschillen uit met witte, zwarte, Indiase en Maleise vriendjes en vriendinnetjes. Net echt.

Ik moet zeggen dat ik er tegenop zag om weer naar Durban te gaan. Ik had nogal last van “Bridesheadgevoelens”, zo schitterend beschreven in het boek van Evelyn Waugh en nog pijnlijker voelbaar in de miniserie uit 1981 met de onweerstaanbare Jeremy Irons: de terugkeer naar een plek waar zoveel gewonnen en toen weer zoveel verloren is. Liefde overwint niet alles. Snik. Maar zodra ik gisteravond voet aan de grond zette op King Shaka International Airport was het over. Ik was samen met vrienden van een conferentie in Stellenbosch naar Durban gevlogen. We namen een airportshuttle en tuften de hele stad door om iedereen af te zetten: het strand, Suncoast Casino met z’n bizarre paars-groene tl-flikkermuren, Warwick Triangle, en voor de Schouwburg tegenover de City Hall stond Selby op me te wachten, want de shuttle ging niet verder.

Hij had lekker hard maskanda opstaan en we reden samen met Sazi (een collega van de Uni) naar Mackaya Bella guesthouse. Langs Wilson’s Wharf, langs de haven, de heuvel op naar Glenwood. Al swingend op zijn stoel verzeilde Sazi in een discussie met Selby over maskanda en mbaqanga. Ze genoten er allebei zichtbaar van. Ik kon het aardig volgen, al is mijn Zoeloe nog steeds niet meer dan basaal. En ik genoot ook, vooral omdat we intussen langs de Community Church reden, waar ik nu lekker nooit meer heen hoef om al die evangelische nonsens en die zeikerige gospel aan te horen.

Ik realiseerde me op dat moment dat ik mijn oude rol als buitenlander terug heb gekregen. En wat voor een enorm cadeau dat is. Die rol stelt me namelijk in staat me te bewegen tussen de Durbanse subculturen die nog steeds zo gesegregeerd zijn.

Op een en dezelfde avond zit ik in een boomende, knetterende taxi in half Zoeloe over maskanda te praten, drink ik een biertje met mijn linksliberale vrienden van het guesthouse terwijl we de intriges op de universiteit doornemen, en verbaas ik me in de airportshuttle met een vriendin van Xhosa-afkomst over het feit dat we samen dezelfde jaren-tachtig hit van A tot Z mee kunnen zingen, ondanks het feit dat haar repressieve staat destijds van de wereld afgesneden leek en ik alleen maar naar Bach en Beethoven luisterde.

Vorig jaar was er - naast al die multiculturele rijkdom - ook nog de Indiase township (inclusief schoonfamilie) en de Community Church. Maar daar kon ik niet vrijblijvend in- en weer uitstappen. Ik werd er door opgeslokt, ingepakt en leeggezogen, zonder dat iemand me vroeg er deelgenoot van te zijn. Waarschijnlijk voelde ik me er gewoon niet thuis. Nu voel ik me vaak ergens niet thuis, maar dat is niet erg zolang ik ruimte kan geven aan mijn eigen beschouwing en verbazing, bijvoorbeeld door middel van een blog.

Maar bloggen over m'n schoonfamilie en over de levensbeschouwing van m'n partner ging niet zonder oneerbiedig te zijn. Dus moest ik onbewust zelfcensuur toepassen en werd ik monddood zonder dat iemand me een strobreed in de weg had gelegd. Daarom ben ik misschien sowieso liever toeschouwer dan daadwerkelijk deelgenoot. Ik wil wel ergens bijhoren als ik maar op tijd weer de benen kan nemen en er rare dingen over kan zeggen.

En dat kan nu weer, dus ik voel me thuis: wakker worden met de roep van de ibis, vanaf de veranda in Mackaya Bella over de jacaranda’s uitkijken met twee eigenwijze hondjes aan mijn voeten, een bataljon vrienden op belafstand voor als ik me iets minder jofel voel, helder “winter”licht bij een temperatuur van 23 graden en een milde bries van zee. Morgen Skho bellen en vragen of ik mee mag dansen in het Stables Theatre. Op voorwaarde dat ik niet hoef op te treden. Het is helemaal goed zo.

Geen opmerkingen: