En thuis bij mijn vriendje; in zijn stijlvolle dertigerjaren appartement met jazzportretten aan de muur en uitzicht op bloeiende bougainvillias en de zee.
Kaapstad was in verschillende opzichten een droogzwemoefening voor mijn terugkeer naar Europa volgende week. Van het vochtige warme Durban aan de Indische oostkust vlieg je in twee uur naar het Atlantische West-Afrika. Maar het is geen West-Afrika. Het is een soort Europa. Als je uit Durban komt.

Grant en Angus (mijn oudste vrienden in Zuid-Afrika – dwz: ik ken ze het langst van al mijn Zuid-Afrikaanse vrienden: 'al' meer dan een jaar) hadden me uitgenodigd. Zelf kwamen ze uit Johannesburg en Grant had een schitterend appartement gehuurd in Waterkant, een pitoresque wijkje met terrasjes en cafeetjes en kleurige huisjes, vlakbij de Bo-Kaap, waar de Maleiers wonen.

Het appartement had een dakterras met een zwembad dat uitkeek op de Tafelberg aan de ene kant en de haven aan de andere kant. ‘S avonds voel je een frisse Atlantische bries, glijdt het wolken ‘tafelkleed’ langzaam over de randen van de Tafelberg en hoor je de moskee. Weer zo’n specifieke, diep weggezakte herinnering aan Indonesie: de muezzin.


We hebben alle leuke toeristische dingen gedaan: vrijdag met het kabelbaantje (Sweefspoor in Afrikaans) de Tafelberg op en weer een wandeling van twee uur gemaakt over moeizaam terrein!




Zondag een rondrit over het Kaapse schiereiland, lange tijd als het zuidelijkste punt van Afrika en scheiding tussen de Atlantische en Indische Oceaan beschouwd (maar dat klopt niet; er is nog een zuidelijker punt). Maandag het centrum van de stad met de Kompanjietuin en aan de andere kant van de berg de botanische tuinen van Kirstenbosch.
Maar Grant en Angus hebben ook vrienden en familie in Kaapstad wonen die ze weer eens op konden zoeken en ze schiepen er genoegen in mij mee te slepen naar hun sociale bezigheden. En ik – zo is nu wel duidelijk – verblijf sowieso graag onder de locals.
Zaterdag was er een etentje bij een van Grants vrienden. Ik bedacht me met verbazing dat ik voor het eerst in Zuid-Afrika bij iemand thuis aan het eten was. Natuurlijk heb ik voor mezelf gekookt en af en toe eens bij Mageshen thuis een snelle hap achterover geslagen. Maar het was in al die maanden de eerste keer dat er een thuiseetfestijn was.
Mijn tafelgenoten waren allemaal dertigers. Een heterostelletje, een homostelletje, een paar singles. Musici, musicologen, accountants en een architect. De gastheer had een uitgebreid driegangenmaal gekookt en we zaten met z’n allen gezellig om een grote tafel te kletsen. Zoals in Nederland. Met mijn dertigersvrienden. We praatten over het dertiger zijn, over vrienden die kinderen krijgen en daar hun handen vol aan hebben, over banen die van uitdagend minder uitdagend worden totdat je weer eens naar iets anders uitkijkt, etc…
Ik voelde me ontzettend onthecht. Ik keek van een afstandje naar mijn leven terug in Nederland. Ik heb maanden in een bubbel geleefd van overweldigende nieuwe ervaringen en van observaties die acute daadkracht vereisen. Straks stap ik weer uit die bubbel in mijn gewone leven.
Maar wie zit er in een bubbel? Er werd de hele avond niet over ras gepraat, niet over identiteitsvraagstukken, niet over afkomst of cultuurverschillen. Al mijn tafelgenoten waren wit en van mijn leeftijd. Ik was terug in mijn eigen monocultuur: Ons Soort Mensen. Alsof er niets anders bestaat.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten