vrijdag 24 oktober 2008

Izibongo

Het einde is nu echt in zicht, nog 6 dagen (of 5 als ik vandaag niet meereken). Wat kan ik nog doen? Nog een les van Shiyani, nog een afspraak met Skho, nog een luistersessie met Kathryn, en wie weet kan ik volgende week Busi Mhlongo nog te pakken krijgen. Morgen ga ik met Mageshen zijn township bekijken. Half als toerist, maar we gaan toch ook even bij zijn zus langs. Heel spannend.

Zondag hebben Louise en Jon hun tuin en guesthouse aan me ter beschikking gesteld om een braai te geven. Ontzettend tof van ze. Mijn Indiase jazzo’s komen, mijn Zoeloevrienden en informanten komen, mijn collega’s komen, mijn Tanzaniaanse en Zimbabwaanse masterstudenten komen. En ze hebben beloofd allemaal muziek te komen maken. Shiyani komt gitaar spelen, Mageshen natuurlijk ook en Madala Kunene ook. Al die muso’s waar ik cd’s van heb. Op mijn feessie. Stoer!

Perminus neemt zijn mbira mee en heeft me verzekerd een afscheidslied te spelen dat me zal doen sterven zodat ik niet terug hoef. En Skho gaat me mijn eigen izibongo laten rappen. Izibongo is de rappassage in een maskandasong en gaat altijd over de artiest zelf. Het is zelfprijzing, een oude traditie in veel Afrikaanse muzieken.

De izibongo is in elke song van een maskandamuso ongeveer hetzelfde. De muso vertelt zijn naam, die van zijn clan, waar hij vandaan komt, wat zijn vaardigheden en karaktertrekken zijn. Vaak in prachtige metaforen: ‘ik ben de koe die trapt als ie gemolken wordt’ rapt Shiyani. ‘Ik ben de boot die weigert de rivier over te steken. Ik ben de man die het goed doet bij de meisjes’.

Het hoeft niet te rijmen, het hoeft ‘alleen maar’ te stromen en snel en krachtig uitgesproken te worden met veel uitroepen en kreten ertussendoor om de opschepperij kracht bij te zetten. Omdat izibongo zo functioneel is in het aanduiden van de afkomst van de maskandamuso zou ik in Nederlands moeten rappen en ik heb bedacht dat mijn izibongo ongeveer zo zou moeten gaan:

Ik ben Barbara van de Titusclan
Daar zijn er niet veel van:
een Milan, een Stefan, een Marian, een Tobias, een Geny, een Branco, een Barbara, een Eva.
Ik drink uit de trecht van de Vechtrivier.
Ik woon naast de toren die de hemel raakt.
Ik ben het slagschip dat in oorlogstijd zijn eigen koers vaart. Oe! Ja!
Ik ben de vrije vogel die de Tamils het hoofd op hol brengt. Oe! Ja!
Even nog, want jullie kennen me al:
Ik ben jullie Sis Brabra!

Mageshen en ik zijn vandaag vleesch gaan inslaan: 3 kilo Voortrekkers Boerewors aan een stuk (nog nooit zo’n lange worst gezien, hahaha), 20 lamskotelletjes, 30 kippespiezen in knoflooksaus. Louise had voorgesteld dat iedereen wat meeneemt, maar ik wil het niet hebben. Daar ben ik dan weer heel on-Europees in: als je naar een feestje komt word je gevoed; als je zelf een feestje geeft ben je de klos. Geen gezeur.

Bovendien ben ik in de tijd die ik in Zuid-Afrika heb doorgebracht 1/3 rijker geworden, want de rand heeft 1/3 van zijn waarde ten opzichte van de euro verloren, dus leven wordt alleen maar goedkoper voor me. De 450 rand die de berg vlees me kostte, is nauwelijks meer dan 30 euro. Dat was 45 euro in augustus. Fijn voor mij. Desastreus voor de mensen hier. Mageshen moet in januari naar Los Angeles om daar te promoveren. Hoe gaat hij dat bekostigen?

Geen opmerkingen: