Ik kijk hier weer uit op de molen achter mijn huis met winterlicht.
En twintig uur geleden was ik hier: midden in de groene heuvels bij Ubuhlebezwe, in Highflats.
Ik ben zo blij dat ik gegaan ben - Skho heeft me de afgelopen twee jaar via facebook zo vaak gevraagd waar ik was en waar ik bleef. Ik proefde haar angst dat ik haar zou vergeten.
Omdat ik nu al voor de derde keer in Highflats was, ben ik minder raar. Minder een umlungu (een witte) en meer gewoon Barbara - of Nompilo (mijn Zoeloenaam die Skho mij 5 jaar geleden al gegeven heeft).
Toen ik aankwam zei Skho dat er nu even geen isiNgesi (Engels) meer gesproken zou worden. "Vanaf nu weer isiZulu, Nompilo". OK.
Het is maf hoe je een taal weer oppikt. Ik heb nooit echt Zulu kunnen spreken, maar in Highflats kon ik wel weer de voornaamste onderwerpen van een conversatie volgen, vooral omdat ik bepaalde woorden herken (waaronder veel leenwoorden uit het Engels en Nederlands).
Maar zodra er mét mij gesproken moet worden, dan moet alles vijf keer herhaald worden voor men mij kan helpen met het formuleren van een passende verbale respons. Ik pik veel op maar ben ook heel veel kwijtgeraakt.
Langzaamaan druppelden familieleden binnen, allen met bijbels onder de arm. "Zo meteen is er gebed" zei Skho. "Mensen komen naar ons huis om te bidden voor een goed verloop van 2016." Die gelovige inslag was nieuw voor mij. Ook toen we een dag later weer vertrokken moesten we eerst bidden voor we weg konden. Zuid-Afrika evangeliseert snel. Na eeuwenlange Anglicaanse en Katholieke (deels gedwongen) missie zijn het nu de evangelische pinkstergemeenten uit de VS die een ongelooflijke aantrekkingskracht uitoefenen op Zuid-Afrikanen van allerlei achtergrond.
Toen we met ongeveer 8 mensen waren hief Skho's dochter, Akhona, een hymne aan. Met lange uithalen, vol overgave. De overige aanwezigen antwoordden: een klassiek religieus en muzikaal call-and-responsepatroon.
Het was een magische ervaring. Ik snap echt steeds beter waarom gelovige mensen doorgaans langer leven, gezonder zijn en zich gelukkiger voelen dan niet-gelovigen . En waarom mensen in slechte levensomstandigheden, zoals Skho en haar familie, zoveel kracht putten uit hun geloof. Je deelt iets samen, je wordt deel van iets wat groter is dan jezelf en de synchroniciteit van gezamenlijke rituele handelingen (waaronder muziek maken) maakt dat je je sterk en krachtig voelt.
Het zingen was zo boventoonrijk dat het dak bijna van de hut afvloog en mijn oren begonnen te tuiten: "Siyabonga!" (Heb dank) "Oh Jehovah! Adonai!"
Ik zong mee, maar hoorde mezelf nauwelijks - ik heb een softe half-getrainde blanke-koortjesstem. Kansloos. Ooit kon ik het - Skho heeft het me geleerd: meer op m'n keel zingen en daardoor meer boventonen produceren en klank projecteren. Maar net als met mijn isiZulu weet ik niet meer goed hoe het moet.
Daarna begon iedereen als een gek te bidden, ieder voor zich, razendsnel, en steeds luider. Ik wist maar één gebed uit mijn hoofd, het Onze Vader in het Engels, van die andere christelijke volksstam: de Anglicanen in Oxford met wie ik 4 jaar lang voorgegaan ben in gebed. Dus deed ik die maar. Hier werd immers dezelfde God aanbeden:
Het zingen, bidden en preken ging wel twee uur door en sijpelde toen weer even geleidelijk weg als het aangezweld was. Uiteindelijk waren er nog maar een paar mensen over en toen besloten we er maar mee op te houden. Niet echt een aanvangstijd of een eindtijd, maar gewoon doorgaan zolang je wil.
Toen begon het feest. De bijbels werden weggeborgen, en de flessen bier en sterke drank werden uit de koelkast getrokken. De geluidsinstallatie werd aangezet, er weerklonk boemende maskanda, waaronder de liedjes van Skho zelf die ik zo goed ken. Tijd om te dansen.
Het werd een ongelooflijk vrolijk feest. We hebben tot diep in de nacht gedanst, zussen, neven, nichten, grootmoeder, en zijn daarna gezellig met ons allen in de slaaphut in bed gekropen: vrouwen, kinderen, iedereen gezellig bij elkaar.
Op voorgaande bezoeken voelde ik me zo vervreemd in Highflats: de taalbarrière, de witte freak zijn in de freakshow, het gebrek aan comfort. Nu voelde ik me deel van de familie. We konden het gewoon weer oppakken waar we gebleven waren, zonder veel omhaal.
Wat ben ik blij dat ik gekomen ben, dacht ik terwijl ik naar het dak van de slaaphut keek en de krekels hoorde in de vallei. En wat is vriendschap bijzonder - ik ben zo gewend alles wat me aanstaat aan een persoon uit te spreken, expliciet te maken met woorden, maar dat hoeft helemaal niet. Het kan ook zonder woorden.
De volgende dag ben ik nog tot het middaguur in Highflats gebleven, en zoals dat met goede feesten gaat: die worden in de ochtend gewoon voortgezet.
De mannen gingen aan het biya (Zulu beer): een dikke gistrijke alcoholische drank, die ik voor het ontbijt maar even overgeslagen heb, en ze gingen verder met dansen en zingen.
Ik vroeg me af wat ik ervan moest denken: ik ben in mijn leven menig feestje afgelopen dat 's ochtends weer opgepakt werd. Maar dit was ook heftig doorzuipen in de ochtend en verschillende mannen lagen volkomen lazarus tegen elkaar aan.
Ik kon het niet helpen er toch ook een sociaal probleem in te zien: de uitzichtloosheid van tientallen jaren systematische achterstelling. Skho's dochter, Akhona, heeft vorig jaar eindexamen gedaan. Ze is een zelfverzekerde en intelligente jonge vrouw - ze zou zo arts of rechter kunnen worden - maar Skho heeft het geld niet om haar te laten studeren. Ik help een beetje, waar dat gaat, maar of het vruchten gaat afwerpen?
En ik zie een gewoonte (en misschien ook een noodzaak) - overgedragen van generatie op generatie en zeker niet alleen in Highflats - om die achterstelling te verdoven met drank. Ik werd er verdrietig van, maar ik weet niet of dat terecht is. Gedurende mijn poshe kerstdineetjes in Melville is er immers niet minder gedronken dan in Highflats: