donderdag 31 december 2015

Highflats revisited


Ik kijk hier weer uit op de molen achter mijn huis met winterlicht.
En twintig uur geleden was ik hier: midden in de groene heuvels bij Ubuhlebezwe, in Highflats.
Ik ben zo blij dat ik gegaan ben - Skho heeft me de afgelopen twee jaar via facebook zo vaak gevraagd waar ik was en waar ik bleef. Ik proefde haar angst dat ik haar zou vergeten. 

Omdat ik nu al voor de derde keer in Highflats was, ben ik minder raar. Minder een umlungu (een witte) en meer gewoon Barbara - of Nompilo (mijn Zoeloenaam die Skho mij  5 jaar geleden al gegeven heeft).
Toen ik aankwam zei Skho dat er nu even geen isiNgesi (Engels) meer gesproken zou worden. "Vanaf nu weer isiZulu, Nompilo". OK. 

Het is maf hoe je een taal weer oppikt. Ik heb nooit echt Zulu kunnen spreken, maar in Highflats kon ik wel weer de voornaamste onderwerpen van een conversatie volgen, vooral omdat ik bepaalde woorden herken (waaronder veel leenwoorden uit het Engels en Nederlands). 

Maar zodra er mét mij gesproken moet worden, dan moet alles vijf keer herhaald worden voor men mij kan helpen met het formuleren van een passende verbale respons. Ik pik veel op maar ben ook heel veel kwijtgeraakt. 

Langzaamaan druppelden familieleden binnen, allen met bijbels onder de arm. "Zo meteen is er gebed" zei Skho. "Mensen komen naar ons huis om te bidden voor een goed verloop van 2016." Die gelovige inslag was nieuw voor mij. Ook toen we een dag later weer vertrokken moesten we eerst bidden voor we weg konden. Zuid-Afrika evangeliseert snel. Na eeuwenlange Anglicaanse en Katholieke (deels gedwongen) missie zijn het nu de evangelische pinkstergemeenten uit de VS die een ongelooflijke aantrekkingskracht uitoefenen op Zuid-Afrikanen van allerlei achtergrond. 

Toen we met ongeveer 8 mensen waren hief Skho's dochter, Akhona, een hymne aan. Met lange uithalen, vol overgave. De overige aanwezigen antwoordden: een klassiek religieus en muzikaal call-and-responsepatroon.

Het was een magische ervaring. Ik snap echt steeds beter waarom gelovige mensen doorgaans langer leven, gezonder zijn en zich gelukkiger voelen dan niet-gelovigen . En waarom mensen in slechte levensomstandigheden, zoals Skho en haar familie, zoveel kracht putten uit hun geloof. Je deelt iets samen, je wordt deel van iets wat groter is dan jezelf en de synchroniciteit van gezamenlijke rituele handelingen (waaronder muziek maken) maakt dat je je sterk en krachtig voelt. 

Het zingen was zo boventoonrijk dat het dak bijna van de hut afvloog en mijn oren begonnen te tuiten: "Siyabonga!" (Heb dank) "Oh Jehovah! Adonai!" 

Ik zong mee, maar hoorde mezelf nauwelijks - ik heb een softe half-getrainde blanke-koortjesstem. Kansloos. Ooit kon ik het - Skho heeft het me geleerd: meer op m'n keel zingen en daardoor meer boventonen produceren en klank projecteren. Maar net als met mijn isiZulu weet ik niet meer goed hoe het moet.

Daarna begon iedereen als een gek te bidden, ieder voor zich, razendsnel, en steeds luider. Ik wist maar één gebed uit mijn hoofd, het Onze Vader in het Engels, van die andere christelijke volksstam: de Anglicanen in Oxford met wie ik 4 jaar lang voorgegaan ben in gebed. Dus deed ik die maar. Hier werd immers dezelfde God aanbeden:
Het zingen en bidden was in de hele vallei te horen en langzaamaan druppelden meer mensen binnen, tot de hut behoorlijk vol raakte. Om de beurt hief iemand een nieuwe hymne aan. Dan begon iedereen weer als een gek voor zichzelf te bidden. Daarna was er steeds een kort preekje of een bijbellezing in isiZulu, van bijna iedereen in de gemeente. Net als bij de Shembe, 7,5 jaar geleden, moest ik denken aan de oorspronkelijke betekenis van het woord "kerk": geen gebouw of instituut, maar een gemeenschap, een samenkomst waaraan iedereen in gelijke mate bijdraagt.

Het zingen, bidden en preken ging wel twee uur door en sijpelde toen weer even geleidelijk weg als het aangezweld was. Uiteindelijk waren er nog maar een paar mensen over en toen besloten we er maar mee op te houden. Niet echt een aanvangstijd of een eindtijd, maar gewoon doorgaan zolang je wil.

Toen begon het feest. De bijbels werden weggeborgen, en de flessen bier en sterke drank werden uit de koelkast getrokken. De geluidsinstallatie werd aangezet, er weerklonk boemende maskanda, waaronder de liedjes van Skho zelf die ik zo goed ken. Tijd om te dansen.




 
 
Het werd een ongelooflijk vrolijk feest. We hebben tot diep in de nacht gedanst, zussen, neven, nichten, grootmoeder, en zijn daarna gezellig met ons allen in de slaaphut in bed gekropen: vrouwen, kinderen, iedereen gezellig bij elkaar. 

Op voorgaande bezoeken voelde ik me zo vervreemd in Highflats: de taalbarrière, de witte freak zijn in de freakshow, het gebrek aan comfort. Nu voelde ik me deel van de familie. We konden het gewoon weer oppakken waar we gebleven waren, zonder veel omhaal.

Wat ben ik blij dat ik gekomen ben, dacht ik terwijl ik naar het dak van de slaaphut keek en de krekels hoorde in de vallei. En wat is vriendschap bijzonder - ik ben zo gewend alles wat me aanstaat aan een persoon uit te spreken, expliciet te maken met woorden, maar dat hoeft helemaal niet. Het kan ook zonder woorden. 

De volgende dag ben ik nog tot het middaguur in Highflats gebleven, en zoals dat met goede feesten gaat: die worden in de ochtend gewoon voortgezet.

De mannen gingen aan het biya (Zulu beer): een dikke gistrijke alcoholische drank, die ik voor het ontbijt maar even overgeslagen heb, en ze gingen verder met dansen en zingen.

Ik vroeg me af wat ik ervan moest denken: ik ben in mijn leven menig feestje afgelopen dat 's ochtends weer opgepakt werd. Maar dit was ook heftig doorzuipen in de ochtend en verschillende mannen lagen volkomen lazarus tegen elkaar aan.

Ik kon het niet helpen er toch ook een sociaal probleem in te zien: de uitzichtloosheid van tientallen jaren systematische achterstelling. Skho's dochter, Akhona, heeft vorig jaar eindexamen gedaan. Ze is een zelfverzekerde en intelligente jonge vrouw - ze zou zo arts of rechter kunnen worden - maar Skho heeft het geld niet om haar te laten studeren. Ik help een beetje, waar dat gaat, maar of het vruchten gaat afwerpen? 
En ik zie een gewoonte (en misschien ook een noodzaak) - overgedragen van generatie op generatie en zeker niet alleen in Highflats - om die achterstelling te verdoven met drank. Ik werd er verdrietig van, maar ik weet niet of dat terecht is. Gedurende mijn poshe kerstdineetjes in Melville is er immers niet minder gedronken dan in Highflats:

dinsdag 29 december 2015

Maispap

Omdat Skho's zus Nannie pas om 2 uur klaar is met werken, heb ik de ochtend nog in Mackaya Bella. Al uitgecheckt, kamperen op het terras, en tijd om met Brenda, Phumzile en Joseph bij te kletsen. Het guesthouse is van eigenaar gewisseld, maar de staf is gebleven. En er is heel wat roddel uit te wisselen. Dat zet ik lekker op het internet, maar in het Nederlands.

Louise en Jon, de vorige eigenaren, zijn destijds mijn vrienden geworden en dat zijn ze nog steeds. Ze hadden genoeg van het 24 uur per dag beschikbaar moeten zijn, de dronken gasten rond deze tijd van het jaar, het 365 dagen per jaar ontbijt serveren. Ze hebben het guesthouse verkocht en zijn een paar straten verderop gaan wonen in een kleiner huis - het is een opluchting voor ze.

De nieuwe eigenaren zijn OK, maar volstrekt anders: geen Britsige academici, maar rangers van Australische komaf, ze managen het B&B met strakke hand, en volgens Louise te strak. Maar ik heb mijn handen ervan af getrokken, zegt ze. De service is nog steeds uitstekend, de atmosfeer nog steeds relaxed, de gasten nog steeds interessant, wel wat veel slechte grappen en slap geouwehoer de hele tijd van de baas als jeugdherbergvader-type. De honden zijn er niet meer, en in plaats daarvan zijn er twee eigenwijze katten. Dat vind ik dan weer een hele verbetering.

De uren tussen 10 en 12 zijn altijd leuk in Mackaya Bella. Het ontbijt is voorbij, de gasten zijn op stap, de nieuwe gasten nog niet gearriveerd. De eigenaren doen boodschappen. De kamers moeten gedaan, maar er is ook tijd om in de keuken te gaan zitten met een bord pothi (maispap) en te kleppen. En ik heb het altijd heerlijk gevonden om erbij te komen zitten.

Er was veel te vertellen dit keer: Dennis, de tuinman, is vertrokken omdat hij de flauwe jeugdherbergvadergrappen niet trok. Selby, wist ik te vertellen, is niet meer onder ons. Grote schrik - niemand wist dat nog. Louise en Jon worden ontzettend gemist door iedereen van de staf: iedereen moet nu harder werken, er wordt geen rekening gehouden met transportproblemen die iedere Zuid-Afrikaan met een laaggemiddeld inkomen (en dat zijn er heel wat) altijd heeft. En de vreugde was enorm toen ik vertelde dat de zoon van Louise en Jon een kind verwacht. Joseph juichte het uit, begon te dansen, zwaaide met zijn pet. Bijgepraat over het mannenfront (niet veel nieuws van alle kanten) en natuurlijk foto's laten zien van mijn eigen superleuke nichtje. Iedereen smolt.

Toen kwam het zoontje van de nieuwe eigenaren binnen. Jongetje van een jaar of 11, beetje brandallerig zoals jongetjes van die leeftijd dat kunnen zijn, de kat achterna zitten en Brenda lopen klieren. Ik herinner me dat ik dat zelf ook gedaan heb, als kind in Indonesië. Ik had een tolweg gemaakt van de loopgang van de keuken naar de weg. Ik was op de muur langs de loopgang geklommen en als onze kokkin en wasvrouw naar huis gingen in de namiddag - als mijn ouders siësta hielden en niet doorhadden wat ik uitspookte - dan moesten zij tol aan mij betalen. Ik schaam me er nog voor. Groot wit rijk kind dat geld eist van het personeel. Ze moesten altijd lachen en gaven me wat muntjes.

Hier gebeurde net zoiets. "Wat ben je aan het maken?", vraagt het jongetje. "Maispap", zegt Brenda. Hij leunt relaxed op haar schouder. Ze kennen elkaar goed, ze zitten samen te geinen. "Ik kan je daarvoor aangeven, weet je dat?" treitert het jongetje. Iedereen lacht.

Brenda schept een bord maispap voor hem op. Hij begint lekker te smikkelen. "Ik vertrouw magere koks niet" kakelt hij verder. "Kijk naar Phumzile. Kijk naar Slee. Zij zien er lekker vol uit, maar jij" hij wijst naar Brenda met zijn lepel. "Jij proeft het voedsel niet dat je kookt, jij kan me wel bedorven worst voorzetten."

Zowel seksistisch als racistisch. Bravo.

Iedereen giert het uit van het lachen. "Nu heb je je eten met je grote mond" grinnikt Brenda onaangedaan, "maar morgenochtend sta je hier weer te smeken: 'Brenda pleaeaease, please can I have some pothi?'" Nog meer gelach. Het lijkt broederlijk, maar ik vind het erg akelig. Is dat mijn eigen schuldcomplex? Het is in elk geval de voortzetting van apartheidsinteractie in een notendop.

Ik ben blij dat ie weer opgesodemieterd is en wij weer verder kunnen roddelen.


Hitting the road

Gisteren heb ik de hele dag mensen gezien. Iedereen die ik wilde zien, bleek er te zijn, en iedereen maakte tijd om koffie met me te drinken, te lunchen, naar een concert te gaan, tot laat na te praten buiten op het terras in de zwoele Durbanbries met brulkikkers op de achtergrond. Wow. Niemand is me vergeten hier, na 2,5 jaar afwezigheid. Iedereen zo blij me weer te zien. En ik hen.

Vanmiddag ga ik naar Highflats om Skho op te zoeken. Drie uur rijden, eerst langs de kust naar het zuiden en dan bij Scottburgh de heuvels in. Ik heb er over gedacht zelf te rijden, maar ik durf het niet. Ze rijden hier links, met de versnellingspook aan de andere kant. Heel KwaZulu-Natal viert vakantie aan de Durbanse stranden, de wegen zitten tjokvol. Ik ga het risico niet nemen.

Ik heb boodschappen gedaan om voedsel mee te nemen. Dat doe je als je uit de stad komt: porridge, worst, zoete aardappelen, ingeblikt fruit, bonen en een stevige zak muffins. Viavia heb ik een chauffeur gevonden. Het zal anders zijn, zonder Selby - we praatten altijd over maskanda, over onze families, over Zuid-Afrikaanse politiek en aten samen pakken koekjes leeg, - dat is er niet meer....

Eerst halen we Skho's zus op, die in een supermarkt op Victoria Embankment werkt, en haar zoon, en dan gaan we rijden. Lungisani, de chauffeur, verheugt zich er al op, zei hij. Lang rijden, veel gezellige mensen, veel te zien.

In Highflats is geen stromend water en alleen soms electriciteit. Ik heb waarschijnlijk ook geen ontvangst voor mijn telefoon. De vorige keer dat ik er was was het heel gezellig: samen koken, samen eten, daarna dansen bij een vuurtje en met wel vijf meiden in één bed de nacht doorbrengen. Ik weet (dankzij het blog) ook nog hoe vervreemd ik me voelde: taalbarrière, de hele tijd in het centrum van de aandacht staan, soms zelfs de freak in een freakshow zijn. Goed om me daar nu mentaal op voor te bereiden.

En dan gaat woensdag alles razendsnel: ik kan tot in de middag in Highflats blijven, dan pikt Lungisani me op om me naar de luchthaven te brengen: om 7 uur vlieg ik naar Johannesburg waar ik een uurtje later aankom, om middernacht gaat mijn vlucht naar Amsterdam (als het vliegtuig geen technische mankementen heeft) en dan ben ik voor het middaguur al weer thuis. In 20 uur van Highflats naar Utrecht. Weirrrrd...

zondag 27 december 2015

Kakkerlak



Zojuist (eigenlijk gisteravond, maar ik heb maar een paar uur per dag internet) heb ik een gi-gan-ti-sche kakkerlak gevangen. Yo! Wat een held ben ik. Zomer hier. Warm – alles groeit en bloeit, ook het ongedierte. Hij was zo lang als de palm van mijn hand en ritselde in het mandje met de reserve-wc-rollen in mijn badkamer, net toen ik even rustig was gaan zitten en niet meer zomaar van de plee kon opstaan en weglopen. 

Ik hoorde het ritselen eerder dan ik hem zag en wist toen al hoe laat het was. Dat geritsel is luid en onmiskenbaar, van de grote schilferige torrenvleugels die hij heeft. “Frfgrlstfrgtjfrgst”. Hij kroop tevoorschijn, vlak voor mijn voeten in het mandje, op een plek waar je hem niet zo makkelijk vangt. Enorme lange voelsprieten. Kraaloogjes. Een reptielerige onderkant. Brrr. Snel afvegen, het beest intussen in de gaten houden.  

Bang zijn is een keuze als je weet dat er geen gevaar dreigt. Kakkerlakken doen niets. Ze bijten niet, steken niet, en als je ze niet aanraakt brengen ze ook geen ziektes over. Je vangt ze met een glas, schuift er een papiertje onder en flop, weg ermee. Maar je moet wel verrekte je best doen om niet bangig te doen. Want deze was groot en ritselig en schilferig en zo verschrikkelijk snel. Waahhh. 

De eerste keer dat ik hem bijna had, tilde ik van schrik het glas weer op om dat hij zo snel en ritselig bewoog. Toen verschool hij zich onder het mandje, zodat ik daar eindeloos mee moest schuiven (en hij maar meeschuiven en -ritselen). 

Ik móet hem vangen, wist ik. Als ik het niet doe en iemand ga halen, dan verschuilt hij zich ergens waar ik hem niet meer terugvind en komt ie weer ritselen als ik in mijn bed lig. No way! 

Uiteindelijk liet hij zich verleiden om eronder vandaan te komen en “fffrrrfrtttsssssfrrrt” heen en weer te schieten. Ik kon hem in een hoek drijven, achter de plee, zijn vluchtwegen afsnijden met het “Don’t disturb” bordje en toen een glas over hem heen zetten. Yo! Hebbes. Man, wat een joekel.

Ik heb hem achter in de tuin maar losgelaten. Doodmeppen is niet handig en als ik hem verdrink in de plee, dan komt ie natuurlijk bovendrijven op het moment dat ik daar weer even rustig wil gaan zitten. 

Maar nu hoor ik het wel overal ritselen en kriebelen aan mijn tenen.

Histo's en etno's



Bij een zelfgekozen gebrek aan exotisme dan dus maar bloggen over de mensen met wie ik hier wel socialiseer en die een tribale volksstam op zich vormen: “Britse” intellectuelen. Degenen die mij kennen, weten dat ik ook mijn tijd in Oxford als een vervreemdende heb ervaren, met regels die alleen insiders snappen, en subtiele initiaties voor outsiders, en een sociaal onontkoombare noodzaak om je te voegen naar humor, uitspraak, en een zekere elite-ondoorgrondelijkheid.

Ik ben een heel end gekomen, maar een insider ben ik nooit geworden, bij die eilanders. Ik was nog een twintiger toen ik eraan blootgesteld werd, dus ik kan er moeiteloos naar terug, maar het is nauwelijks minder vervreemdend dan een Indiaas-Zuid-Afrikaanse schoonmoeder willen beschermen tegen de verbale vernederingen van haar zoon.

Het is wel een stuk prettiger toeven.

De Kerst in Johannesburg kon ondanks de tropische temperaturen nauwelijks Britser. Op Kerstavond (de 24ste) buiten op het gazon kregen we lamsbout, gegratineerde aardappelen uit de oven, bloemkool met bechemelsaus en Christmas pudding met hele dikke warme custard toe. Is ook erg lekker als het 25 graden is. Heus. En Christmas Crackers natuurlijk, met slechte grappen en papieren kroontjes erin.
En op Kerstdag had Grant een fantastische lunch met gevogelte en zelfgemaakte marmelade in elkaar gezet. Facebookvrienden hebben de details van het bereiden in detail kunnen volgen. Zijn hele familie was er, Angus’ hele familie was er.  Homoseksualiteit dus geen probleem, al waren de twee vaders wel steeds op vriendelijke wijze tegen elkaar op aan het bieden in grapjes en slimmigheden. Compensatie? Ik laat het aan de etnografen. 
Er waren ook twee hoogblonde neefjes die naar dure kostscholen gaan. Daar leren ze overigens tegenwoordig wel Zoeloe, dat ik dankzij het oudste neefje nog eventjes op een voor mij haalbaar niveau kon oefenen. En weer crackers – met kroontjes. De mijne was weggewaaid. 
Mijn gastheren hadden me heel attent gewaarschuwd voor die ene eigenlijk toch wel racistische oom, en voor grootmoeder die ervan uitgaat dat we eerst uitgebreid de Heer danken voor we aan de zalmpaté beginnen, maar verder was het allemaal ontzettend ontspannen en makkelijk. A seamless fit. Echt vakantie.

Op Tweede Kerstdag (Boxing Day) was ik genood op een left-over lunch in Durban. Weer een schitterend huis met een overweldigend uitzicht op de haven. Een enorm zwembad in de tuin en een overdekt terras met allemaal ongelooflijk progressieve Zuid-Afrikanen, allemaal ontwikkelingswerkers, allemaal maatschappelijk betrokken, allemaal academisch geschoold, allemaal wit, allemaal geprivilegeerd, waarvan ze zich bewust zijn, net als ik. Hoe blog je daarover?

Net als op een vergelijkbaar feestje vijf jaar geleden had niemand ooit nog van maskanda gehoord, terwijl zij al hun hele leven in Durban wonen en maskanda werkelijk o-ve-ral in Durban te horen is. Vijf jaar geleden was ik daar ontzettend kwaad over. Nu niet meer. Ik had niet anders verwacht. Net zoals Leonard ergens leek te verwachten dat ik hem als potentiële overvaller beschouw. Wat treurig is dat toch: berusting.

Sociologen en politicologen weten ook niet precies wat musicology is (dat weten musicologen zelf trouwens ook niet), dus ik legde ze uit dat er een problematische scheiding bestaat tussen musicology als de geschiedkundige bestudering van Europese kunstmuziek en ethnomusicology als sociaal-culturele benadering van alles wat niet tot dat normatieve repertoire wordt gerekend door mensen die daar zeggenschap over hebben. Alsof muziek van buiten Europa geen geschiedenis heeft en alsof je Europese muziek (juist door die kunst-kwalificatie) niet ook "antropologisch" zou moeten benaderen.

Een jurist, jongen van mijn leeftijd, pikte dat onmiddellijk op. Hij zingt in een koor en verbaast zich over de manier waarop de leden van dat koor zich Brits voelen, praten alsof ze zo uit Oxbridge komen en alleen maar Elgar en Howells willen zingen. Allemaal Zuid-Afrikanen. Britser dan Brits. "Bizarrrr", zei hij met een Oxbridge accent.

En er bleek iemand rond te lopen die wel degelijk wist wat maskanda was en een fantastisch blog over Zuid-Afrikaanse muziek bijhoudt dat ik al tijden voor mijn colleges gebruik, zo goed is het. We hebben de hele middag over muziek gepraat. En ik voelde me weer een beetje uitgedaagd in mijn verwachtingspatronen.

Anders



Ik kom nu al acht en een half jaar in Zuid-Afrika. Ik begon in 2008 met bloggen om te verwerken en te delen wat ik allemaal voor nieuws tegenkwam. Ik merk dat ik nu veel meer gericht ben op wat er veranderd is ten opzichte van de vorige keer. Dat maakt me, gek genoeg, minder gevoelig voor nieuwe dingen, maar beide aandachtsgebieden spitsen zich toe op een observatie van verschil.

Er is veel veranderd ten opzichte van 2,5 jaar geleden, toen ik voor het laatst in Durban was. Veel van mijn collega's aan de University of KwaZulu-Natal zijn naar andere universiteiten gegaan en zijn verhuisd. Louise en Jon hebben hun guesthouse Mackaya Bella verkocht - ik logeer er weer, en het is nog steeds een heerlijk guesthouse, maar toch niet meer zoals vroeger. 
 
En er zijn vreselijk veel lieve mensen overleden. Aan ziekte, armoede, of ouderdom. Mijn maskandagitaarleraar Shiyani Ngcobo is er al een tijdje niet meer, en tot mijn grote schrik is ook Selby, de taxichauffeurmet wie ik stad en land ben afgereisd, overleden.

Skho, lead zangeres van de maskandaband Abagqugquzeli, is er gelukkig nog, maar dat scheelde een tijd lang ook niet veel, en toen ik haar gister belde, bleek dat ze een ruige tijd achter de rug heeft: een van haar neven is voor zijn huis in Johannesburg doodgeschoten, zelf heeft ze met haar dochter en zus een auto-ongeluk gehad omdat de bus waarin ze zaten geramd werd. Ze heeft een stevig litteken in haar gezicht. En zoals gewoonlijk is het sappelen om een optreden te regelen en wat centjes te verdienen. Dat is een constante. Dinsdag ga ik haar weer opzoeken in haar dorpje Highflats ten zuiden van Durban.

Zelf kijk ik ook terug op een leven hier, ik rijd langs de huizen waar vrienden gewoond hebben, waar mijn geliefde gewoond heeft – en ik met hem. Met sommige vrienden pik ik het contact weer op waar we gebleven waren en zakken we ouderwets door in de kroeg. Anderen zijn langzaamaan van de radar verdwenen. Het maakt me erg "terugkijkerig", in de goede zin van het woord. Ik word er niet nostalgisch van, maar ik wil ook niks vergeten van het rijke leven dat ik hier had. Het blog dat ik bijhoud, is daar enorm belangrijk in. En ik heb het gevoel dat ik over alles wat me opvalt al eens geblogd heb...
Enerzijds ben ik weer terug in mijn toeristenrol: ik moet opnieuw uitvinden hoe je je aan de kassa van de supermarkt gedraagt (je pakt niet zelf je tas in en je zegt ook geen gedag tegen de kassajuffrouw als je weggaat), ik versta Zuid-Afrikaanse accenten voor geen meter meer, en ik ben de draad van de televisiesoaps en de politieke soaps kwijt (Zuma kan maar geen Minister van Financiën kiezen dus de Rand zit in een vrije val - lucky me, ik had al helemaal geen privileges).

Anderzijds voel ik hoe gepositioneerd ik ben geraakt in verschillende Zuid-Afrikaanse gemeenschappen, want één Zuid-Afrikaanse maatschappij is er niet, ben ik bang. Toen ik hier net was had ik de vrijheid van een vreemdeling: ik bewoog me onder maskandi/muzikanten, en hun familie, in de Indiase township, met academici, nieuwsgierige hotelgasten en al dan niet vermeende leden van het Koninklijk Huis van de Zoeloe. Wat me trok was de ongewoonheid (of zo je wilt: het exotisme) ervan.

Nu ik weet wat de leuke en minder leuke implicaties zijn van een vriendje uit de township, dorpjes in the middle of nowhere, en van omgang met leden van het Koninklijk Huis, investeer ik minder in nieuwe exploraties van het vreemde. Ik heb gevoeld dat het zoveel makkelijker is om met mensen om te gaan wier taal ik spreek en die eenzelfde sociale  positie hebben als ikzelf. Dat mijn relaties met Zuid-Afrikanen - hoe afstandelijk of intiem ook - bepaald worden door mijn afkomst, mijn baan, mijn materiële middelen, en helaas ook mijn huidskleur. En dat dat niet alleen hier zo is.

Ik vind dat moeilijk te accepteren.

Jozi at night

Sommige reisverslagen kan de thuisbasis het beste pas achteraf lezen. Maar eigenlijk is er helemaal niets gebeurd. De enige reden dat hier een verhaal in zit is omdat Zuid-Afrikanen het allemaal nogal spannend vonden.

Johannesburg is een notoir onveilige stad: de hoeveelheid roofovervallen, gewelddadige inbraken, en car hijacks is relatief hoog, al is de kans dat je waar ook ter wereld onder een auto komt nog altijd veel hoger. Dat zeg ik altijd maar tegen mezelf als ik hier rondreis.

Er is mij hier nog nooit iets naars overkomen, en bijna alle mensen met wie ik opgetrokken ben, vaak naar gebieden waar niet elke toerist zomaar komt, zijn altijd alleen maar ontzettend aardig en zorgzaam voor me geweest. Ik weet dat het voor een groot deel geluk is, maar toch vraag ik me vaak af of Zuid-Afrikanen geen spoken zien. Al die omheinde huizen, geëlektrificeerde hekken, gated communities, bewakingscamera's, gepantserde auto's - is het geen collectief angstspasme?

Ik weet het niet, dus ik zorg dat ik altijd met mensen ben die ik vertrouw. Ik heb daar een antenne voor ontwikkeld. Als ik me op een of andere wijze niet helemaal op mijn gemak voel bij iemand, als er iets is in de stem van iemand, de oogopslag of de lichaamstaal, dan zal ik een gesprek of interactie met die iemand nooit langer laten duren dan nodig en zal ik nooit met die iemand op stap gaan. Zonder twijfel niet oversteken. Ik heb een solide sociaal netwerk hier en laat mensen altijd weten waar ik ben. Ik kijk extra om me heen als ik geld pin, of uit een auto stap, of een deur binnenga. 

Al op Schiphol, afgelopen maandag had ik drie uur vertraging: een kapotte board computer in het KLM-vliegtuig. Blij dat ze het mankement ontdekten voor we opgestegen waren. Later hoorde ik van Grant dat dezelfde KLM-vlucht enkele weken geleden ook vertraging had door technische mankementen.

[Disclaimer (of spoiler): deze observatie is de enige in dit reisverslag die een reëel gevaar betreft.]

Gevolg was dat we niet om 10 uur 's avonds in Johannesburg zouden aankomen, maar om 1 uur 's nachts. Ik vond dat ik het Grant en Angus niet aan kon doen om midden in de nacht naar de luchthaven te komen om me af te halen, dus ik sprak al op Schiphol met ze af dat ik in een luchthavenhotel zou overnachten. Ze wilden er niet van weten. Ze vonden het niet erg om wakker te worden. Ik kon een veilige luchthaventaxi nemen en hoefde maar aan te bellen en ze konden me zo binnenlaten.

Dus ik nam een luchthaventaxi om 2 uur 's nachts en reed met de taxichauffeur naar de stad. Gecertificeerde luchthaventaxi's zijn hartstikke veilig, maar toch meteen maar een praatje beginnen, contact maken, kijken hoe hij reageert, aanvoelen of het OK is. Een witte vrouw, alleen, midden in de nacht in Joburg...

Het was OK. Leonard, de chauffeur wilde weten hoe Nederland eruit ziet (geen bergen), wat mensen daar doen (fietsen), wat ze eten (hutspot en pasta) en of ze er veel koeien hebben (heel veel). "En zijn er ook veel overvallen?", vroeg hij. Nee, zei ik. Holland is heel veilig, maar dat komt omdat heel Europa een grote gated community is en iedereen die van buiten komt met grote hekken buitengehouden wordt. "Hmmmm" knikte Leonard.

"Is het jou wel eens overkomen, een overval?" vroeg ik. Leonard fronste licht zijn wenkbrauwen, maar gaf verder geen enkel teken van gekwetstheid: "No", zei hij waardig en vriendelijk, "I am a man of God".

Het duurde enkele akelige seconden voor ik door had hoe hij mijn vraag had opgevat. "Nooooooo" riep ik uit, om dit vreselijke misverstand zo snel mogelijk uit de wereld te helpen, en raakte even zijn schouder aan. "Ik bedoel niet dat jij zoiets doet, anders zou ik hier toch niet zitten? Ik bedoel: is het jou wel eens gebeurd? Heeft iemand jou wel eens overvallen?" "Ooooohhhh" zei Leonard opgelucht en begon verlegen te grinniken. "Nee, het is mij nog nooit gebeurd". En we giechelden de pijnlijkheid weg.

Maar ik was geschokt en ook verdrietig. Terug in Zuid-Afrika. Godverdomme. Een zwarte man is niet eens verbaasd als een witte vrouw hem vraagt of hij overvallen pleegt. Net als veel moslims niet meer verbaasd zijn dat veel Europeanen a priori potentiële terroristen in hen zien.

We arriveerden bij het huis van Grant en Angus. "Bel eerst maar aan" zei Leonard. "Zodra ze open doen, kun je me betalen." Dit is gewoonte in Zuid-Afrika: je laat een passagier nooit aan de straatkant staan, ook niet midden op de dag. Hij moet een poort in een van de vele muren hebben om door naar binnen te gaan en veilig achter een hek te zijn.

Ik belde en belde en belde. Geen antwoord. Leonard stapte uit, sloot zijn auto af en kwam naast me staan, bleef om zich heenkijken. Het was half drie 's nachts. In Johannesburg. F&%k. "Weet je zeker dat dit het juiste adres is?" vroeg hij. Ik trok me dankzij mijn roeiarmen op aan het hek tot aan het schrikdraad en keek de tuin in. Ik zag Grants auto staan, ik zag Angus' scooter staan. "Ik weet het 100% zeker" zei ik. Het zijn hun auto's. "Ik laat je niet achter voor je binnen bent" zei Leonard. En ik kon hem wel omhelzen. We bleven bellen, wel 20 minuten lang, maar er kwam geen antwoord. Ik belde hun telefoons, maar die stonden uit. Ik trok me weer op aan het hek en riep de tuin in: "Grant!" "Angus!" "It's me, Barbara". Doodse stilte. Er zal toch niets met ze gebeurd zijn...

"Je moet een plek hebben om te overnachten", zei Leonard. "Ik weet andere guesthouses in Melville", zei ik. Dus we stapten in de auto en reden naar twee andere guesthouses die ik kende - ze waren allebei dicht. "Dan gaan we naar het tankstation" zei Leonard. "Daar weten ze zeker guesthouses met 24-hour service."

Tankstation in Joburg. Midden in de nacht. Rondhangende mannen. Geen vrouwen. Maar allemaal vriendelijk. Hello miss. What brings you here? Uitgelegd. Beetje Engels. Beetje isiZulu. Pakje chips gekocht. Leonard vroeg in seSotho aan de pompbediende naar een guesthouse. Hij wees en legde het uit.

Guesthouse was zo gevonden. Het was intussen half 4. Er was een kamer vrij. Redelijk schoon. Wat van de prijs afgepingeld. Leonard bedankt en een reuzenfooi gegeven. Om 6 uur al weer wakker, op het hotelnetwerk - kon eindelijk een app naar Grant sturen met mijn Nederlandse sim-card zonder roaming. Grant was ongelooflijk opgelucht en voelde zich zo schuldig.

De bel bleek kapot te zijn. Maar Grant had wel half in slaap mijn geroep gehoord, maar had niets teruggehoord toen hij contact probeerde te maken via de intercom. Dus hij nam aan dat ie zich vergist had, voorbijgangers op straat had gehoord, en was weer gaan slapen.

Elke Zuid-Afrikaan die ik dit verhaal vertel, begint te sidderen. "I would have freaked out completely", zeggen zelfs de meest grote stoere Zuid-Afrikaanse kerels. Toch is er niets gebeurd die nacht. Ik heb geen enkel verdacht sujet gespot, alleen maar aardige mensen die wilden helpen. Als Leonard minder aardig was geweest dan had ik hem gevraagd om me tegen betaling terug te brengen naar de luchthaven om daar alsnog een luchthavenhotel te boeken. Dit had ik al bedacht toen ik bij de eerste bel geen antwoord kreeg van Grant en Angus. Er was geen moment reden geweest voor zorg of paniek en ik was ook geen moment angstig. Wel erg op mijn hoede.

Veel Zuid-Afrikanen, onder wie mijn toenmalige vriendje, zeggen dat ik zo ben omdat ik niet weet wat gevaar is. Omdat ik nog nooit in mijn leven door een ander mens ben aangevallen of fysiek gekwetst. Zalig zijn de onwetenden. Ik hoop nog lang onwetend te blijven.