dinsdag 16 juli 2013

Vriendschap

Moeilijk om te kiezen waarover ik wil bloggen. Er staat nog een vergelijking tussen Downton Abbey en het oude (witte) geld van de Zuid-Afrikaanse middenklasse op stapel, want de overeenkomsten zijn legio. En mijn bezoek aan het dorp van mijn vriendin gister was ook heel heftig. 
De onoverbrugbaarheid van die werelden is al vaker onderwerp geweest van mijn overpeinzingen, maar het begint me steeds meer bezig te houden omdat ik steeds verder gepositioneerd raak in de Zuid-Afrikaanse samenleving; ik neem steeds minder een tussenpositie in. Dat komt omdat ik steeds meer voel hoe de ongelijkheid van menselijke verhoudingen alles doordringt wat er is: van bestedingsmogelijkheden, opleidingsmogelijkheden en mobiliteit tot ervaringen van vrijheid, vriendschap en liefde. En ik ben deel van die ongelijkheid; ik kan me er niet aan onttrekken.

Ik wil mensen gewoon als mensen zien, zonder acht te slaan op hoe ze eruit zien, wat ze kunnen, verdienen, eten, of zeggen. Maar ik realiseer me dat dat een luxe is. Ik kan het me veroorloven omdat ik me niet bezig hoef te houden met mijn dagelijkse levensbehoeften. Mensen in minder bevoorrechte posities hebben die luxe niet. Zij hebben vrienden, een huwelijk, geld en cadeautjes nodig om de volgende dag te halen. Ik word ongelukkig als ik het gevoel heb dat mijn relatie met iemand weer eens gebaseerd lijkt op de aantallen briefjes van 100 rand die hij of zij uit mijn zak kan toveren, want ik kan geen ‘nee’ zeggen, en dat weet iedereen. ‘Zij’ zien ‘mij’ niet gewoon als mens, ze zien me ook als een grote witte zak met geld en status.

Ik leg me er langzaam bij neer; ik zou hetzelfde doen. Mijn ongemak over de functionaliteit van mijn vriendschappen (en de liefdesrelatie die ik hier gehad heb) komt wellicht alleen maar voort uit een onwerkelijk ideaal van witte mensen zonder god en met een geïnternaliseerde moraal: onvoorwaardelijke vriendschap. Het is een gotspe; ook in Nederland zijn vriendschappen en huwelijken tot op zekere hoogte functioneel. Dat hoeft gehechtheid en betrokkenheid niet uit te sluiten. Welcome to the real world, Barbara.

Bij mijn zieke vriendin die ik gisteren opzocht is dat spanningsveld tussen functionaliteit en gehechtheid altijd het grootst. En het spanningsveld tussen ‘de ander’ zijn en ‘samen iets delen’ ook. Ik schat dat ze van mijn leeftijd is, we zijn allebei muzikaal, we zijn allebei vrouw en voor de rest zijn onze levens onvergelijkbaar. Ze neemt me mee in alles wat ze doet, en ze gebruikt me, en ik haar, voor doelen die ons het leven makkelijker maken. Dat was ook gisteren weer zo.

Ze is er slecht aan toe; ze zag er tien jaar ouder uit dan toen ik haar voor het laatst zag. Ze kan door haar ziekte niet werken, dus ze heeft geen cent. We hebben samen zitten huilen, en ook dat is voor mij iets anders dan voor haar. Ik weet dat er in veel Zuid-Afrikaanse gemeenschappen – de Zoeloe niet het minst – een taboe rust op huilen. Mannen doen dat überhaupt niet, vrouwen alleen bij hoge uitzondering. Kinderen wordt acuut gesommeerd op te houden als ze het op een brullen zetten (wel zo lekker rustig trouwens). ‘Ik huil niet’ zei mijn vriendin, terwijl de tranen over haar wangen rolden. ‘Er zijn tranen omdat ik zo blij ben jou te zien. Ik huil niet.’ Maar ik moest ook huilen. ‘Don’t cry’ zei ze ferm. ‘Don’t cry, Barbra, don’t cry’, en ik heb in de afgelopen jaren geleerd dat dat een vorm van troosten is. Dus ik hield er braaf mee op, en ging in op haar verzoek om de doktersrekening te betalen.

Daarna werd het een heel gezellige middag. We haalden een krat bier bij het plaatselijke winkeltje en het hele dorp kwam langs om mij te bekijken. Sommige mensen daar kenden me al. ‘Barbara, wat ben je dik geworden.’ Ja, ik weet het. Er moet echt een paar kilo af. ‘Eish, eish, Barbra, you have gained. You have become so beautiful now!’ OK, ik moet toch maar naar Zuid-Afrika emigreren. Ik gedij beter in dit schoonheidsideaal.



En toch was het ook wederzijds aapjes kijken. Zoals altijd kreeg ik een overweldigende hoeveelheid huwelijksaanzoeken, die voor mijn gevoel het grapjesniveau voorbijgaan. Het houdt niet op, ook al heb je aangegeven niet geïnteresseerd te zijn. ‘I love you. I want to marry you.’ Ik zeg dan altijd keihard dat ze de lobola toch niet kunnen betalen.  Wie kaatst kan de bal verwachten. Ik had een tamelijk venijnige discussie met een dronken kerel over het verschil tussen een umuntu (mens) en een umlungu (witte). Hij beweerde dat abantu en abelungu elkaar uitsluiten. Ik vond dat ik het recht heb om naast een witte ook een mens te zijn. En ik heb – ondanks de huwelijksaanzoeken –  schandalig zitten flirten met een van de neven, die later bleek in de bak gezeten te hebben voor een roofoverval. Eish. Wat een mooie man.

Aan het eind van de middag kwam iedereen ons uitzwaaien, nog 10 meter in de auto meerijden, stoppen, nog meer zwaaien, nog weer meerijden, en toen kwam dat onbehagen weer terug. ‘Wat heb je me een trots gegeven’, zei mijn vriendin. ‘Kijk nou naar al die mensen. Ze komen allemaal voor jou. Je maakt me trots.’ Ik vond het niet prettig; ik wil gewoon vriendinnetjes zijn, zonder witheid en geld en weldoenerschap. Maar ik snap ook dat dat niet mogelijk is.

Geen opmerkingen: