De onoverbrugbaarheid van die werelden is al vaker
onderwerp geweest van mijn overpeinzingen, maar het begint me steeds meer bezig
te houden omdat ik steeds verder gepositioneerd raak in de Zuid-Afrikaanse
samenleving; ik neem steeds minder een tussenpositie in. Dat komt omdat ik
steeds meer voel hoe de ongelijkheid van menselijke verhoudingen alles
doordringt wat er is: van bestedingsmogelijkheden, opleidingsmogelijkheden en
mobiliteit tot ervaringen van vrijheid, vriendschap en liefde. En ik ben deel
van die ongelijkheid; ik kan me er niet aan onttrekken.
Ik wil mensen gewoon als mensen zien, zonder acht
te slaan op hoe ze eruit zien, wat ze kunnen, verdienen, eten, of zeggen. Maar
ik realiseer me dat dat een luxe is. Ik kan het me veroorloven omdat ik me niet
bezig hoef te houden met mijn dagelijkse levensbehoeften. Mensen in minder
bevoorrechte posities hebben die luxe niet. Zij hebben vrienden, een huwelijk,
geld en cadeautjes nodig om de volgende dag te halen. Ik word ongelukkig als ik
het gevoel heb dat mijn relatie met iemand weer eens gebaseerd lijkt op de
aantallen briefjes van 100 rand die hij of zij uit mijn zak kan toveren, want
ik kan geen ‘nee’ zeggen, en dat weet iedereen. ‘Zij’ zien ‘mij’ niet gewoon
als mens, ze zien me ook als een grote witte zak met geld en status.
Ik leg me er langzaam bij neer; ik zou hetzelfde
doen. Mijn ongemak over de functionaliteit van mijn vriendschappen (en de
liefdesrelatie die ik hier gehad heb) komt wellicht alleen maar voort uit een
onwerkelijk ideaal van witte mensen zonder god en met een geïnternaliseerde
moraal: onvoorwaardelijke vriendschap. Het is een gotspe; ook in Nederland zijn
vriendschappen en huwelijken tot op zekere hoogte functioneel. Dat hoeft
gehechtheid en betrokkenheid niet uit te sluiten. Welcome to the real world,
Barbara.
Bij mijn zieke vriendin die ik gisteren opzocht is
dat spanningsveld tussen functionaliteit en gehechtheid altijd het grootst. En
het spanningsveld tussen ‘de ander’ zijn en ‘samen iets delen’ ook. Ik schat
dat ze van mijn leeftijd is, we zijn allebei muzikaal, we zijn allebei vrouw en
voor de rest zijn onze levens onvergelijkbaar. Ze neemt me mee in alles wat ze
doet, en ze gebruikt me, en ik haar, voor doelen die ons het leven makkelijker
maken. Dat was ook gisteren weer zo.
Ze is er slecht aan toe; ze zag er tien jaar ouder
uit dan toen ik haar voor het laatst zag. Ze kan door haar ziekte niet werken,
dus ze heeft geen cent. We hebben samen zitten huilen, en ook dat is voor mij
iets anders dan voor haar. Ik weet dat er in veel Zuid-Afrikaanse
gemeenschappen – de Zoeloe niet het minst – een taboe rust op huilen. Mannen
doen dat überhaupt niet, vrouwen alleen bij hoge uitzondering. Kinderen wordt
acuut gesommeerd op te houden als ze het op een brullen zetten (wel zo lekker
rustig trouwens). ‘Ik huil niet’ zei mijn vriendin, terwijl de tranen over haar
wangen rolden. ‘Er zijn tranen omdat ik zo blij ben jou te zien. Ik huil niet.’
Maar ik moest ook huilen. ‘Don’t cry’ zei ze ferm. ‘Don’t cry, Barbra, don’t
cry’, en ik heb in de afgelopen jaren geleerd dat dat een vorm van troosten is.
Dus ik hield er braaf mee op, en ging in op haar verzoek om de doktersrekening
te betalen.
Daarna werd het een heel gezellige middag. We
haalden een krat bier bij het plaatselijke winkeltje en het hele dorp kwam
langs om mij te bekijken. Sommige mensen daar kenden me al. ‘Barbara, wat ben
je dik geworden.’ Ja, ik weet het. Er moet echt een paar kilo af. ‘Eish, eish, Barbra, you have
gained. You have become so beautiful now!’ OK, ik moet toch maar naar Zuid-Afrika
emigreren. Ik gedij beter in dit schoonheidsideaal.
En toch was het ook wederzijds aapjes kijken.
Zoals altijd kreeg ik een overweldigende hoeveelheid huwelijksaanzoeken, die
voor mijn gevoel het grapjesniveau voorbijgaan. Het houdt niet op, ook al heb
je aangegeven niet geïnteresseerd te zijn. ‘I love you. I want to marry you.’
Ik zeg dan altijd keihard dat ze de lobola toch niet kunnen betalen. Wie kaatst kan de bal verwachten. Ik had een tamelijk venijnige discussie met
een dronken kerel over het verschil tussen een umuntu (mens) en een umlungu
(witte). Hij beweerde dat abantu en abelungu elkaar uitsluiten. Ik vond dat ik
het recht heb om naast een witte ook een mens te zijn. En ik heb – ondanks de
huwelijksaanzoeken – schandalig zitten
flirten met een van de neven, die later bleek in de bak gezeten te hebben voor
een roofoverval. Eish. Wat een mooie man.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten