Aan de universiteit loopt een student rond die Genius heet, en aangezien hij niet bepaald snugger overkomt, is hij het onderwerp van venijnige docentengrappen. Arme jongen. Dus toen Skho mij het telefoonnummer van Africa gaf, de organisator van een traditionele-muziekfestival in Ulundi, begon ik inwendig alweer te proesten. Wat doen ouders hun kinderen toch aan met stomme namen.
Ik belde Africa op en vroeg hem waar en wanneer het festival was, want dat wist niemand van de vele maskandi uit Joburg en Durban die er naar toe zouden gaan. Zaterdag om 09.00 uur, zei Africa, maar eigenlijk al de avond te voren, en hij kon wel een VIPkaartje voor me regelen. Maar ik liet hem weten dat ik er zaterdagmorgen pas was en dat ik geen VIPkaartje wilde. ‘Oh’, zei Africa teleurgesteld.
Ik ben er intussen aan gewend dat tijd en afspraken in Afrika iets anders betekenen dan in Europa. Als iets om 12 uur begint, moet je echt niet voor half 2 arriveren. En op woensdag afspreken om iemand vrijdag om 11 uur te treffen is vragen om moeilijkheden. Het is beter om vrijdagmorgen te bellen om te kijken wat de mogelijkheden voor de komende uren zijn en dan is er altijd wel iets te organiseren.
Ulundi is 3 uur rijden van Durban; het ligt in de diepe binnenlanden van het Zoeloekoninkrijk. De koning heeft er zijn hofhouding en in apartheidstijd zetelde in Ulundi het (nep)parlement van het Zoeloethuisland. Nu is het een slaperig provinciestadje midden in een volstrekte plattelandsomgeving.
Als ik om 08.00 uur uit Durban vertrek, dacht ik, dan ben ik daar tegen elven. Dan gaat er misschien eens wat beginnen.
Skho’s plan was om mij met haar band te laten optreden en – net als zij – op vrijdag al met de artiestenbus van Durban naar Ulundi te reizen. Met de vele toernees van koortjes en orkestjes in Europa in het achterhoofd leek mij dat een heel aantrekkelijk idee en bovendien een etnografisch goudmijntje: uren in de bus met potentiële informanten.
Toch is er iets in mij dat me weerhoudt om helemaal op te gaan in het uitvoeringsgebeuren. Ik beleef veel plezier aan het muziek maken met Skho en met Shiyani, en het levert me prachtig materiaal op, maar ik wil ook altijd op een vooraf door mij bepaald tijdstip weer wegkunnen. Vele maskandi met wie ik werk – en Skho met name – zien mij als iemand die het maskandavak volwaardig kan leren. Ik ben geroerd door die inclusiviteit, maar heb zelf niet het gevoel dat ik het ooit volwaardig kan leren en proef bovendien allerlei verwachtingen van haar kant: als ik eenmaal muzikaal en emotioneel gebonden ben aan haar muziek, dan ga ik haar misschien eindelijk eens die supertoernee in Nederland bezorgen. Het is niet uit haar hoofd te praten. En het benauwt me.
Maargoed. Ulundi leek een mooie stap in Skho’s carriere. Alle grote namen zouden er zijn: Ladysmith Black Mambazo, enfant terrible Thokozani Langa, Busi Mhlongo, Phuzekhemisi en een keur aan maskandi die ik in Johannesburg en Durban gesproken had. Maar iedereen noemde weer andere namen en Africa was ook niet heel helder over het uiteindelijke programma.
Dus ik besloot Selby in te huren voor de dag. Zodat ik kon komen en gaan wanneer ik wilde. Het lukte me ook om onder het optreden uit te komen door mijn danskostuum “te vergeten”. Maar het spanningsveld tussen Europees individualisme en Afrikaanse ubuntu werd groter naarmate de dag vorderde.
Ik gaf een van Skho’s dansers een lift, omdat ze niet al op vrijdagavond met de bus meekon en na een voorspoedige rit door de binnenlanden
(en de KFC voor ontbijt) vonden we dankzij de mobiele telefonie de middelbare school waar alle muzikanten voor het festival ondergebracht waren voor de nacht. Sko’s hele band propte zichzelf en de bagage in Selby’s auto. Rond het middaguur hobbelden we zwaar overbeladen naar het voetbalveldje waar het festival zou plaatsvinden. Supergezellig, zo met z’n allen in de auto. Iedereen, inclusief Selby en ik, genoot ervan.
Africa had niet zomaar een plattelandspodiumpje opgezet. Een gigantisch professioneel podium, met kapitalen aan geluid- en lichttechniek, een billboard waarop alle handelingen op het podium werden uitvergroot, een reusachtig springkussen van de sponsor voor de kinders, en een zee van MTN (telefoonbedrijf) en Coca Cola sponsorvlaggen. We kregen allemaal een MTN-petje op ons hoofd. Wow, hier zat geld achter.
De artiestenbus was aangekomen, de maskandasterren waren met eigen vervoer gearriveerd. Tegen 12.30 was iedereen present: we schudden de eerbiedwaardige Joseph Shabalala van LBM de hand en maakten een praatje met Thokozani Langa. Er was een hartelijk weerzien met de musici die ik in Joburg had gesproken. Maar waar was het publiek? Het podium was leeg. Het voetbalveldje was leeg, afgezien van wat geitenpoep.
We parkeerden de auto en wachtten. Skho vertelde dat ze niet geslapen had vannacht en dat ze na haar optreden met mij mee naar huis wilde. Ze wilde niet op de bus wachten. Ik wil wel uiterlijk om 6 uur terug, piepte ik. Oohhh, zei Skho. Tegen die tijd is het echt wel afgelopen hier.
Ik was wederom de enige niet-zwarte naast een Indiase verslaggever met een camera die ongelooflijk uitviel tegen een van de organisatoren. ‘You are gonna stop now with confusing me’ tierde hij. ‘If you say 10 o’clock, it’s 10 o’clock. Not something else. Look who’s here? Nobody! I’m not gonna let this happen to me again. Have you heard what I said?’ We wisten op dat moment niet dat dit nog maar het begin was.
Het gezicht van de oude Shabalala stond op onweer. ‘I am here out of respect for the young man’ gromde hij, ‘but this is the second time we meet this situation. It is not good.’ Pas toen begon me te dagen wie de jongeman was voor wie iemand als Joseph Shabalala kwam opdraven. Zijne Koninklijke Hoogheid Africa Zulu is een van de Zoeloeprinsen. Dit was zijn feestje.
In de uren dat ik met Skho en haar dansers zat te wachten, veranderde Selby’s auto langzaam in een woning. De musici vielen uitgehongerd aan op de koekjes en bananen die ik had meegebracht, alle restjes kip die Selby en ik niet hadden afgekloven, peuterden ze uit de KFCzakken om op te eten. Kostuums, jassen, tassen, drinkflessen, en wc-papier lagen overal op en over de stoelen. En langzaam peuterde ik bij Skho los wat de werkelijke situatie was, een verhaal dat later bevestigd werd door een van Mageshens studenten die hetzelfde lot getroffen had.
De artiestenbus was vrijdag om 2 uur uit Durban vertrokken en had er een schokkende 8 uur over gedaan om Ulundi te bereiken. De musici werden tegen tienen naar een tent geleid waar er uren gedanst werd (of moest worden, dat kon ik niet achterhalen) voordat er rond middernacht te eten was. Pas tegen 2 uur in de morgen konden de musici naar bed, maar in de school waar ze overnachtten waren geen lakens, geen dekens en geen warm water. De volgende ochtend was er geen ontbijt. Skho had haar laatste geld besteed aan ontbijt voor haar bandleden. Nu had ze een probleem want dat geld was bedoeld als reisgeld voor degenen die van Durban nog verder moesten om thuis te komen.
Het honorarium dat ze van Zijne Koninklijke Hoogheid zouden krijgen voor hun optreden was 1000 rand per band (bestaande uit 4 dansers, 5 instrumentalisten en een lead singer). Dat komt neer op 8 euro per persoon.
Tegen half 3 zei ik: als er over een uur nog niets te beleven is ga ik terug. En ik zag hoe wanhopig Skho werd. Als ik zou vertrekken voordat zij zou optreden dan zou ze niet meekunnen.
Ik overpeinsde mijn westerse wens om weg te kunnen wanneer ik zou willen. Ik stelde me voor hoe het zou zijn om over een uur tegen Skho te zeggen: ‘wil je alsjeblieft je spullen uit de auto halen, want ik ga nu. Je kunt je omkleden op dat weiland daar (waar ik een uur geleden nog mannen had zien urineren), net als alle andere musici. En ga morgen maar met de bus terug na een slapeloze nacht, want ik wil vanavond op tijd thuis zijn.’ Het was ondenkbaar om zoiets tegen haar te zeggen. Ik besefte dat ik zou moeten blijven tot ze opgetreden had, ookal zou dat ‘s avonds laat zijn. Er waren wel 15 bands en alle hotshots wilden eerst, want ze hadden nu lang genoeg gewacht. Skho’s positie in de rangorde van invloedrijke maskandi schatte ik in als hekkensluiter. ‘I’ll wait for you’ zei ik tegen Skho.
Ik weet niet of het mijn druk op de ketel was of Skho’s bewonderenswaardige assertiviteit, maar tegen drieën organiseerden de bands zich en Skho was een van hun meest uitgesproken vertegenwoordigers. Ze was razend, half in tranen van woede. Ze tierde in Zoeloe tegen een van de organisatoren. Ik kon niet precies volgen wat er gezegd werd, maar later vertelde ze me dat ze gezegd had: niemand gaat het podium op voordat we te eten en te drinken hebben en voordat we ons geld gezien hebben. Goedzo, zei ik. ‘En als je je geld niet krijgt, dan treed je gewoon niet op. Dan ga je lekker met mij mee naar huis.’ ‘Precies’, zei Skho.
Jippie, denk ik nu als ik het opschrijf. Leuk. Spannend. Opstand tegen de prins. Wat een avontuur. Maar het was zaterdag echt helemaal niet leuk. Iedereen was boos en verdrietig en voelde zich genaaid. En ook gevangen. Zolang die bus niet terugging naar Durban, kon niemand ergens heen. Behalve Skho dus nu plotseling. Ze was een beetje minder machteloos. Maar de situatie waarin zij en haar collega’s verkeerden, was duidelijk geen unieke gebeurtenis: voor de zoveelste keer gemangeld tussen commercie en feodalisme. Ze was het zat.
En plotseling was er te eten. We schepten onze borden extra vol en stopten wat we niet opkonden in de lege KFC zakken. Je weet immers niet wanneer je weer te eten krijgt. De koninklijk familie kwam binnendruppelen, de ene BMW na de andere mercedes, maatpakken, zonnebrillen, elke man met meerdere echtgenotes. Er kwam beweging in het programma. Ladysmith Black Mambazo beklom als eerste het podium en deed met minimale inspanning en boze gezichten wat ze al 25 jaar doen. Daarna was de eer aan Thokozani Langa.
En toen begon het lange wachten backstage in de namiddagzon.
Skho was in een vechtersstemming. Ze stond als zevende op de haastig in elkaar gedraaide lijst, maar plotseling stond ze op de trappen naar het podium. Ik ging frontstage om foto’s te maken in de vallende duisternis. Haar backing band werd na een aanvankelijke opkomst bijna weer van het podium gehaald, maar ik zag haar met driftige armgebaren haar plek afdwingen. Haar musici bleven staan waar ze stonden en de MC legde zijn hoofd in de schoot. Ze kwam op en voerde twee van haar nummers met zinderende dansen op. De agressie spoot ervan af.
Om kwart over zes kwam ze van het podium af. Selby’s auto werd nog een keer omgebouwd tot kleedkamer en met zoveel mogelijk dansers in de auto reden we om 7 uur het voetbalveld af. De mannen van de band pasten er niet meer bij; ze moesten achterblijven, maar kregen de KFC zak met het eten van die middag.
Selby zette er vaart achter en met volle maan reden we door de bergen terug naar Durban. Skho was zo moe dat ze de hele rit sliep en haar vrienden belden mij: ‘Have you escaped?’ vroegen ze lachend. ‘Yes, we have’ zei ik triomfantelijk.
[En terwijl ik dit opschrijf op maandagmorgen, krijg ik een telefoontje van de Prins. Of ik zin heb om vanavond met hem te dineren. Ik heb ja gezegd...]
maandag 5 oktober 2009
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten