Toen de Prins mij maandagmorgen opbelde, had hij gerekend op een dineetje à deux, maar ik liet hem meteen na het accepteren van zijn uitnodiging weten dat hij zeker ook mijn vriend moest ontmoeten, Dr Mageshen Naidoo, Director of the Centre for Jazz and Popular Music en een van Zuid-Afrika’s beste jazzmusici. Hmmm ok, zei de Prins.
Dus Mageshen mocht mee. Hij liep de hele namiddag met stoom uit zijn neusgaten door het huis: ‘Waarom belt die kerel jou op? Wat moet ie van je?’ ‘Weet ik veel’, giechelde ik, ‘me in m’n witte wangetjes knijpen waarschijnlijk.’ ‘Heb je hem verteld dat je vriend niet van Italiaans eten houdt?’ vroeg Mageshen. ‘Je hoeft niet mee hoor’ grijnsde ik. ‘Niks daarvan’, brieste Mageshen, ‘jij gaat niet alleen!’ Heerlijk, zo’n jaloerse man.
Ik had zo mijn eigen strubbelingen. Zou ik de Prins vanavond aanspreken op de schandelijke uitbuiting die ik zaterdag had gezien? Al was het maar in bedekte termen? Ik voelde me verplicht tegenover Skho. Maar Mageshen vond dat geen goed idee. Lekker eten op zijn rekening, zei hij, en misschien kan hij iets financieren, voor jou of voor mij. Daar bereik je meer mee. Andere vrienden vonden dat ook. Niet meer koloniaal doen. Als witte heb je – zeker in Zuid-Afrika – weinig recht van spreken als het over uitbuiting gaat.
In de auto bedachten we hoe je een Prins in Zoeloe moet aanspreken. Hij deed aan de telefoon al een beetje te informeel voor Your Royal Highness, al is dat wel zijn titel, dus we besloten gewoon maar heel beleefd te zijn. Om 7 uur parkeerden we voor het Beverley Hills hotel in Umhlanga Rocks, een van de chiqste hotels in Durban. Ik belde de Prins en hij zei dat hij er over een half uurtje zou zijn. We zijn als niet-Zoeloes dan wellicht niet op de hoogte van het juiste aanspreekprotocol, maar het protocol wordt vrij eenvoudig op een andere manier afgedwongen: wachten. Dat wist ik nog maar al te goed van afgelopen zaterdag.
Maar om half 8 kwam hij inderdaad het hotel binnen met in zijn kielzog een slanke, uiterst schaars geklede brunette. Wit, wel te verstaan. Ik zou zweren dat ze Joods was, maar Mageshen wist zeker dat ze ten minste ten dele Indiaas was. We waren het er over eens dat ze wat bijverdiende in de escortbranche, dus ik besloot dat ik de – duidelijk uitgelokte – competitie wie de mooiste is, maar niet aanging. Mijn straf voor het mee-uitnodigen van mijn vriendje. Maar ik was wel blij dat ik net mijn wenkbrauwen had laten harsen in onze Indiase schoonheidssalon in Chatsworth.
De Prins stond erop mij op z’n Nederlands drie zoenen op mijn wang te geven – hij kende Nederland goed – en Mageshen sprak hij aan met doctor. Maar het Royal Highness kwam er bij ons nog steeds niet uit. De Prins zat geen moment stil – wipte van zijn ene bil op zijn andere – en hield niet op met praten. We zeiden braaf ja en nee en natuurlijk.
Hij begon een tirade tegen die Europese werkethiek (‘dat past niet in Afrika, waarom moet je werken?’), en hij hield een pleidooi voor de verdere herverdeling van land: ‘iedereen heeft recht op land. Wat is een man zonder land. Al die arme Indiërs met hun winkeltjes, dat is toch vreselijk. Heb je er ooit over gedacht om een stuk land te nemen?’ vroeg hij Mageshen. ‘Nee, eigenlijk niet’ moest Mageshen toegeven. De Prins snapte daar helemaal niets van.
We bestelden te eten. De Prins keek niet in het menu. ‘Ik wil ossenstaart’ liet hij de ober weten. Dat hebben we niet, zei de ober. De Prins keek verstrooid naar het plafond. ‘Hebben jullie niet? Eeeuhh. Dan wil ik struisvogel.’ ‘Dat hebben we ook niet’ zei de ober. ‘We hebben Fillet de boeuf of Lamb’s Rack, I can highly recommend it.’ ‘Lamb’s Rack dan maar’, zuchtte de Prins.
Het werd al snel duidelijk wat de Prins wilde. Dat wat andere Zuid-Afrikanen ook van me willen: toernees in Nederland. Hij had veel met Zoeloedans- en muziekgroepen door Europa getoerd, dus hij was een leuke informant voor me, maar leek daar nu mee opgehouden te zijn. Gezien de situatie van afgelopen zaterdag, verbaasde me dat niet.
Ik reageerde niet heel gretig op zijn oproep tot “samenwerking”. Maar dat scheen hem niet te deren. Al starend naar het plafond mijmerde hij hoe leuk het zou zijn om weer rond te reizen in Nederland en Nederlandse artiesten in Ulundi te laten optreden. ‘Het festival vertegenwoordigt nu al de hele regenboognatie’, zei hij. ‘Zeker’, loog ik. Ik had zaterdag alleen maar Zoeloebands gezien. ‘Maar een internationaal festival is natuurlijk helemaal mooi’, vervolgde hij, ‘en het moet wat vroeger in het jaar plaatsvinden, want ik wil op vakantie. Misschien ga ik een maand. Nee. Twee maanden.’
En hij had grootse plannen met de peperdure filmopnamen die hij zaterdag had laten maken. Op dvd zetten en internationaal distribueren. En daar had hij Dr Naidoos advies voor nodig. Hoe zat het met de rechten? Mageshen vertelde hem met tegenzin de waarheid: dat de musici hun rechten aan hem gegeven hebben door toestemming te geven voor het filmen. De opnames van Skho’s spetterende optreden gaan binnenkort de wereld over en van het geld dat de Prins daarmee verdient hoeft hij niets aan haar af te dragen. De machtsverhoudingen zijn wederom bevestigd.
Het eten en de wijn waren trouwens werkelijk voortreffelijk. In geen maanden zo lekker gegeten. Ik weet alleen niet wat Skho gisteren gegeten heeft.
dinsdag 6 oktober 2009
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten