donderdag 11 september 2008

Factum, non genitum

De geitjes van afgelopen zaterdag indachtig hapte ik vanmiddag met extra veel eerbied, maar ook met extra veel smaak, in mijn broodje spicy mutton wors, dat ik geregeld bij de Indiër voor Howard College haal. Ik wil nog steeds om sausage vragen, maar hier zeg je gewoon wors.

Het is me vaker opgevallen dat ik meer van iets geniet als ik weet waarvan het gemaakt is. Misschien ben ik toch een formalist in de muziekwetenschappelijke zin van het woord. Bij muziek werkt het voor mij in ieder geval zo. In Cantate BWV 131, Aus der Tiefe, zit een deel, [het tweede geloof ik (So Du willst),] waar een solo bariton een mooie lijn boven het continuo zingt, terwijl het koor een koraal zingt en een obligate hobo volkomen uit zijn dak gaat in een riff die je meer in de 20ste dan in de 18de eeuw zou situeren. Het is sowieso geweldig, maar als je eenmaal doorhebt hoe het in elkaar grijpt is het NOG veel mooier.

Gisteren gaf ik mijn eerste echte college hier. Tot nu toe had ik gezellig met Nishlyns mastersclubje meegedaan. Maar deze cursus is voor 2de en 3de jaars, en het moet over westerse muziekgeschiedenis gaan. OK, daar kunnen we voor zorgen.

Wekenlang heb ik naar niets anders geluisterd dan maskanda en jazz. En wat incidentele hiphop van Zosukuma’s hand.

De maskanda komt me aardig mijn neus uit (IV-V of I6, maar nooit I en dat is ook om gek van te worden). De jazz is een eye-opener, maar mijn klassieke roots mis ik verschrikkelijk. Ik snak naar wat Kampfff und Sieg met de goede oude dove Ludwig: ontwikkeling, richting, doel! Of een uurtje of vijf Morton Feldman, die met 3 noten toch heel wat anders doet dan die maskandi. Of een impromptu van Brahms voor het slapen gaan…

Arme Europeaan in de rimboe.

Maar het is in meerdere opzichten een zelfgekozen rimboe, want afgezien van het feit dat ik mijn postdoctorale fase had kunnen besteden aan een zoveelste analyse van een 19de-eeuws meesterwerk en daarvoor nu in een stoffig archief in Duitsland had gezeten, is de bibliotheek van de voormalige Universiteit van Natal (elitair en wit) buitengewoon goed geoutilleerd op het gebied van de westerse muziek. Veel partituren, veel opnamen – voor het grootste gedeelte LP’s.

Ik wil wat Schubertliederen met de kinders behandelen en vond de twee grote LP-boxen met Schubertliederen van Dietrich Fischer-Diskau met Gerald Moore. Ik weet niet eens of het de beste opname is (misschien bestaat er wel een met Wolfgang Eschenbach, die ik altijd spannender vind), maar deze ligt me ontzettend na aan het hart. Met Henk kon ik er uren naar luisteren. Toch heeft de opname meer emowaarde dan alleen de herinnering aan een geliefde. En ik vroeg me af wat het was. Wat representeert die muziek voor mij?

Dat bracht me bij een moeilijkere vraag: is die muziek hier een fremdkörper? Ik nam wel eens klassieke muziek mee naar Indonesië, maar draaide het vervolgens nooit, want ik had er geen behoefte aan en als ik het opzette, zette ik het meestal zo snel mogelijk weer af. Daarom had ik nu geen moeite gedaan om wat klassieke mp3tjes op mijn computer te zetten.

[Hoewel Mozarts Klarinetconcert in de Keniaanse savanne van Out of Africa wel weer heerlijk is. Maar dat komt waarschijnlijk door de onweerstaanbare blauwe ogen van Robert Redford…. ]

Mind you, als ik deze fremdkörper-vraag aan Zuid-Afrikanen zou stellen zou ik ongetwijfeld beschuldigd worden van racisme en waarschijnlijk met recht. Elke bevolkingsgroep heeft het vanzelfsprekende recht om hier te wonen en zich op zijn manier uit te drukken. De implicatie dat de ene muziek hier beter zou passen dan de andere zou als gevaarlijke vorm van stigmatisering beschouwd worden.

Toch staat het verzamelde werk van Schönberg en Mozart hier in de bieb omdat een groepje Britten hier ooit Europa-onder-de-zon wilde spelen. En Europa zonder Mozart en Schönberg is geen Europa. Het is dus een vorm van cultureel imperialisme. De muziek eigent zich ruimte toe, bakent terrein af: hier is het van ons. Zoals de trom in het klein hutje afgelopen zaterdag bezit nam van de ruimte en macht uitoefende door de geluiden van de stervende geiten te overstemmen.

Veel is er nog niet veranderd na de fusie van de Universiteit van Natal en die van Durban-Westville. Ondanks het feit dat je op UKZN weinig witten ziet rondlopen, kreeg ik een klasje voor mijn neus dat voor 90% wit is (+ 1 zwarte operazanger), die allemaal uit de gegoede middenklasse komen en goed zijn ingewijd in klassieke muziek.

Het was een ontzettend leuke les, al zeg ik het zelf. Ik was bijna vergeten hoe leuk college geven is. Schubert, Papa Haydn, Brahms… We spelen lekker Europa-onder-de-zon.

Geen opmerkingen: