De afgelopen twee dagen heb ik Durban in megaspeed gedaan. Ook daar was het ongewoon koud en regenachtig. Toepasselijk voor een eetafspraak op maandagavond met mijn ex, die – zoals ik verwacht had – de ene helft van zijn rol in het verhaal zwaar overdreven vond en zich de andere helft gemakshalve niet meer kon herinneren. Wat een onvolwassen klojo. Blij dat dat hoofdstuk nu definitief afgesloten is.
Dinsdagmorgen op de universiteit: met Sazi praten over de boventoonreeksen van de uMakhweyana bow, lekkere hardcore musicologie, die ook voor maskanda relevant is. Daarna lunch met vrienden in het Jaipur Palace – want zonder curry en soji kun je Durban niet bezocht hebben.
En ‘s middags was Selby er, die me eerst naar het BAT-Centre bracht om Njabulo op te halen. Njabulo heb ik leren kennen in Nederland toen hij met de nu wijlen Shiyani Ngcobo op tournee was als djembéspeler. Naast het bespelen van West-Afrikaanse percussie is Njabulo timmerman en ik ben udadewethu (zijn sis). Daarna naar het Stables Theatre waar Skho aan het repeteren was. Donker intussen. Razend verkeer rond Warwick Triangle, zwermende mensenmassa op weg naar huis, een minibustaxi die voor onze ogen (maar ver buiten ons bereik) uit de bocht vloog. Selby moest naar huis. Skho was nog niet klaar met repeteren. Op zo’n moment ben ik blij dat ik weet wie ik kan vertrouwen en wie niet. Njabulo is mfuwethu (mijn broer) en er zijn geen onderliggende verwachtingen op allerlei vlak die tot onverwachte situaties kunnen leiden, omdat we het daar uitgebreid over gehad hebben en die uitgesloten en terzijde geschoven hebben. Ik waardeer nu wat een groot goed het is om daar gewoon over te kunnen praten. En hoe zeldzaam dat is in deze patriarchale contreien.
Selby stuurde één van zijn hulpchauffeurs en liet me met een gerust hart achter; in de twintig minuten dat we in het donker stonden te wachten en keken hoe de taxibus werd weggesleept heb ik alleen maar met aardige mensen gesproken. Ik voelde me geen moment onveilig. En ik verbaasde me weer over de angststuip waar veel Zuid-Afrikanen in verkeren. Vlak bij de haven is een weg waar Mageshen vroeger altijd met een rotvaart doorheen reed. Ontzettend onveilig daar, met die hostels en ruwe havenarbeiders op straat. Gister reed ik er met Sazi doorheen en vroeg: het is hier gevaarlijk he? Neehoor, zei Sazi, hier is nog een gevoel van een traditionele gemeenschap; mensen letten op elkaar. Het is hier veel veiliger dan in andere delen van de stad.
Skho, Njabulo en ik reden naar Florida Road, het uitgaansgebeuren in Durban. Skho had me vorig jaar al een Zoeloenaam gegeven, Nompilo (niet geheel zonder achterliggende reden) en nu leerde ik de vele verschillen tussen deep zulu en urban zulu. Andere woorden, andere uitspraak. Skho, mijn leeftijd, spreekt deep zulu, van het platteland, Njabulo, 10 jaar jonger, beheerst het plattelandszoeloe niet meer zo goed. Hij spreekt een urban zulu en ze hebben soms moeite elkaar te verstaan.
We moesten op tijd klaar zijn met eten, anders konden Njabulo en Skho geen vervoer meer krijgen naar de township. Sazi gaf ons een lift in zijn van. Joepie! Achterin het bakkie! Sinds Indonesië niet meer gedaan. Lekker scheuren door de stad. Weer langs Warwick Triangle, naar het busstation. Nog zo’n levensgevaarlijke plek waar niets aan de hand is. Ugh. Ik blijf heus voorzichtig doen hoor. De statistieken spreken boekdelen, maar dat neemt nog steeds niet weg dat het leeuwendeel van de mensen je gewoon goedgezind is.
Daarna met Sazi en Xolani de hele avond muziek zit luisteren in Xolani’s flat en rooibosthee met whiskey gedronken. De heren vonden dat mijn ex mijn geld aan me terug moet geven. How are we gonna get Barbs her money back? Ze stelden voor om een paar jongens op te trommelen die hem ‘het zonder probleem in een paar uur tijd zouden kunnen laten terugbetalen’. Wat gebeurt er als hij niet betaalt, vroeg ik. Xolani wreef eens over zijn bebaarde kin. ‘Oh, he will pay’ zei hij rustig. Ik kreeg het een beetje benauwd. Allerlei oncontroleerbare scenario's borrelden in mijn hoofd op. Mageshen een paar gitaarvingers laten missen is natuurlijk niet moreel verantwoord, maar wel een aanlokkelijk idee. Maar zijn kleine nichtje met een kogel in d’r hoofd in de goot is een ander verhaal. Laat maar, zei ik. Geld is niet belangrijk. Het blijft moeilijk in Zuid-Afrika: inschatten hoe de vlag erbij hangt, want Sazi en Xolani maakten natuurlijk gewoon een grapje. Ik zat weer even in een wantrouwigheidsstuip. Toch gevaarlijk hè, die Zoeloes. Ze konden erom lachen.
Mijn hoofd en hart raakten helemaal opgeruimd van een goede strandwandeling een paar uur voordat ik vertrok: uitwaaien op het beachfront, mooi laag winterlicht achter de bergen zien, en de roep van de oceaan voelen, maar er toch niet inspringen. Het mooiste was een grote heldere regenboog over de baai van Durban. Hij kwam helemaal uit de baai omhoog en reikte door tot diep in de zee: mooie symboliek voor de regenboognatie, het samengaan van regen en zonneschijn en “closure”.
Nu zit ik in Johannesburg in Melville – het Montmartre van Zuid-Afrika - in Grant en Angus’ prachtige huis naar pianoconcerten van Mozart te luisteren naast een zelf aangestoken houtkachel en ik eet een avocado uit eigen tuin. Zaterdag vertrekken we voor een weekendje weg. Zuid-Afrika laat me nog steeds duizelen, en soms heb ik dat nodig om te weten dat ik leef.
donderdag 7 juli 2011
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten