zondag 3 juli 2011

Ras

Ik ben op bezoek in een land dat ik nu een beetje ken. Ik kan me er soms deelgenoot van voelen en er soms als buitenlander van een afstandje naar kijken. (Die illusie koester ik tenminste.) Hoe langer ik er ben, hoe bewuster ik heen en weer beweeg tussen participatie en observatie, maar ze raken vanzelfsprekend ook steeds meer verstrengeld.

Vorig jaar al voelde ik dat het spannende-nieuwe-dingen-kijken/horen minder belangrijk werd, en het bestuderen-van-mijn-eigen-positie-ten-aanzien-van-die-dingen belangrijker. Mijn exotisme kreeg meer reliëf, maar het blijft exotisme, als ik eerlijk ben. Ik weet soms niet wat ik met dit land moet, wat ik met dit onderzoeksonderwerp moet, voel me hopeloos vervreemd en tekortschietend, maar juist dat onbehagen is een voorwaarde om onderzoekend te kunnen blijven en er hopelijk ooit iets zinnigs over te kunnen schrijven.

Ik was gisteren weer op zo’n ontzettend ‘wit’ feestje in Durban. En ik heb de neiging daar nogal pedanterig over te doen: nog geen 10% witten in dit land en toch kun je het voor elkaar krijgen om een feest met vijftig man te geven, waar welgeteld 2 Indiërs en 1 zwarte peuter rondlopen (de witte vader van de peuter was er wel, maar de zwarte moeder niet). Waarom ben ik me bij elke Zuid-Afrikaanse gelegenheid bewust van de quota? Dit land is nog steeds volstrekt geobsedeerd door ras en ik word hoe langer hoe meer deel van die obsessie.

De wetenschappelijk medewerkers van de Universiteit van KwaZulu-Natal op het feestje uitten een groot gevoel van angst en bedreigdheid. Want het nieuwe beleid op de universiteit is: alle oude witte mannen moeten weg. Oprotten. Kennis en ervaring doen er niet meer toe. Huidskleur wel. De rollen lijken omgekeerd. Ik snap die angst heel goed, en kan me goed inleven in de woede over een voortgezet (gespiegeld) racisme.

En toch – weet ik van veel (witte en niet-witte) Zuid-Afrikaanse vrienden – hebben veel witte Zuid-Afrikanen (ook de meest uitgesproken antiracistische) een onbewust, onbekritiseerd gevoel van ‘entitlement’. Het is vanzelfsprekend een groot huis met een grote tuin en drie man personeel te hebben, want je kunt het betalen. Het is vanzelfsprekend een goed betaalde baan te hebben, want je hebt er de kwalificaties voor. Het is vanzelfsprekend niet-witte Zuid-Afrikanen vriendelijk doch beslist te laten weten hoe de vork aan de steel zit, want je kunt er heus vanuit gaan dat jij je zaakjes beter op orde hebt dan zij. Mijn niet-witte Zuid-Afrikaanse vrienden worden er razend van, vooral omdat deze houding voortkomt uit een zelfverklaarde progressiviteit en rassenblindheid. Daarmee wordt elk tegengeluid doodgeslagen, met name het tegengeluid dat deze voorrechten zonder apartheid waarschijnlijk niet verworven zouden zijn.

Juist die afwezigheid van een tegengeluid maakt het zo gecompliceerd: als zelfverklaarde antiracist maak ik een statement als ik verklaar dat ik Zoeloe-, Xhosa-, Tsonga-, Indiase, EN Afrikanercontacten heb. Een dergelijke verklaring geeft me kosmopolitische en antiracistische status, terwijl die verklaring in wezen racistisch is, want niemand weet waar ik naar verwijs als ik het over deze bevolkingsgroepen heb: uiterlijk? taal? culturele waarden? muziek? ...

Door mijn contacten met niet-witte Zuid-Afrikanen ben ik me bewust geworden van de betrekkelijkheid van mijn eigen rassenblindheid, en het gapende gat tussen mijn intenties ("ras is een constructie") en mijn gedrag (opluchting als het gefluit naar mij in een verder verlaten straat van een witte man blijkt te komen en niet van een zwarte).

En niks menselijks is me vreemd. Ik vind een groot huis met een veranda en een tuin vol bougainvillea’s en bananenbomen en drie man personeel ook heeeerrrlijk. En ik leg andere mensen – beroepsgedeformeerd als ik ben – ook graag uit hoe de wereld in elkaar zit. En ik wil ook geen incompetente idioot op een verantwoordelijke positie in mijn werkomgeving. Al deze universeel menselijke behoeften worden in Zuid-Afrika raciaal ingevuld. _Nog steeds…_, of misschien _al…_. Want soms heb ik het gevoel dat dat ook in Europa steeds vaker gebeurt.

Geen opmerkingen: