We hadden geen Bollywoodzender opstaan, want Nishlyn wilde niet dat zijn autoradio gestolen werd. Maar dat werd ruimschoots goedgemaakt doordat Nishlyn en Mageshen het ene popliedje na het andere in functietrappen aan het zingen waren. Een gitarist en een pianist in een auto, dan krijg je dat. Ik moet wat aan mijn poprepertoirekennis gaan doen, verdomme. Dan kan ik meedoen.
Ze zijn een mooi stel. Al jaren hechte vrienden, collega-muzikanten. Tot mijn verbazing was ik meteen al in mijn eerste week in Zuid-Afrika geen derde wiel aan ‘hun’ wagen. Zonder ze goed te kennen deelde ik hun humor, gevoeligheid voor muziek, diepgang in gesprekken, liefde voor boeken en tekstbegrip en woordgrapjes. Dus het was vanzelfsprekend dat we met z’n drieën op stap zouden gaan.
Het is heel grappig om te ondergaan hoe het ‘doel’ van een reis achteraf anders kan zijn dan je dacht, of dan je aan jezelf wilde toegeven. (Misschien geldt dat ook wel voor mijn Zuid-Afrikareis als geheel.) Nishlyn ging naar Joburg omdat hij vrienden wilde opzoeken; ik ging erheen omdat ik er wat informanten moest spreken. Maar – zoals dat gaat – tot op het laatste moment was het onduidelijk of ik ze te pakken kon krijgen. En Magashen had niet echt een reden. Hij ging mee voor de ‘gezelligheid’.
Nishlyn verbleef bij zijn vrienden. Die hadden geen plaats voor drie mensen, dus Mageshen en ik boekten een B&B in de wijk waarin mijn informant woont: Melville. Melville is een soort Monmartre, maar dan zonder vervelende Parijzenaren. Heuvelachtige straatjes met schilderachtige cafeetjes, prullariawinkeltjes en tweedehandsboekwinkeltjes. Het is er compleet veilig en je kunt buiten zitten. Dat is een luxe in een land waar je uit veiligheidsoverwegingen meestal uitgaat in een shopping mall (met restaurants en bioscopen).
En ook het B&Btje was een oase in de hectische jachtige miljoenenstad. Het had een binnentuin met een klaterend fonteintje en een keur aan bloeiende bomen en felgekleurde vogels.
Mageshen en ik zijn al een tijdje verliefd op elkaar. Nishlyn had dat allang door, vertelde hij me later. En ik werd vooral heel zenuwachtig van zo’n spannende maar onzekere flirt. Het zou niet voor het eerst zijn dat ik me volkomen vergis in de gevoelens van degene die ik in het vizier heb. Misschien speelde die verliefdheid zich wel weer uitsluitend in mijn hoofd en hart af. Mijn verdomde overdaad aan gefantaseer en idealistische anticipatie ook altijd. Waahhhhh.
Maar in zo’n omgeving is het snel genoeg duidelijk. We hebben twee zalige romantische dagen doorgebracht in Melville. Rondgeslenterd in prullariawinkeltjes, terrasje, kopje thee, taartje, kusje, volgend boekwinkeltje, enz. I’ll spare you the details.
Wat mij keer op keer treft in Johannesburg is de ‘atmosfeer’: de ijle, knisperige lucht van 1800 meter hoogte, de immer strakblauwe hemel met kraakhelder licht dat toch mild is. De droogte en de windstilte, in tegenstelling tot Durban waar altijd een stevige vochtige bries van zee waait.
Op de tweede dag van ons bezoek werd ik blootgesteld aan een nieuwe ervaring. We hadden laat en uitgebreid ontbeten, Mageshen was zich aan het scheren en ik zat in de tuin tussen de bloeiende bomen en de kwetterende vogeltjes in de zon mijn vragen aan mijn informant voor te bereiden. En ik zat te reflecteren op waar ik sta. Dat doe ik wel vaker.
Vooral de laatste maanden is dat reflecteren een prettige bezigheid omdat ik dingen bereikt heb die ik lang heb gewild (daar heb je die idealistische anticipatie weer): een mooie baan, een prachtig onderzoeksveld, lieve vrienden en vriendinnen, relatieve gezondheid, etc. Allemaal zaken die ik niet als vanzelfsprekend aanneem omdat ik ze allemaal in een bepaalde periode van mijn leven heb moeten ontberen. Voor mijn gevoel – of het nu klopt of niet – heb ik ze met veel bloed, zweet en tranen moeten veroveren.
Naast de mooie baan en de prachtige onderzoeksreis en de relatieve gezondheid heb ik nu ook een slimme, humoristische, muzikale en ook nog eens intens tedere man aan mijn zijde. (Heb ik nog meer epitheta ornantia voor hem? Nog busladingen vol; ik ben immers verliefd op hem en ik schreeuw het van de daken.)
De nieuwe ervaring was niet zozeer dat ik na lange tijd weer een vriendje heb, maar dat ik niets meer te wensen had.
Ik zat daar in de zon, en op dat moment stond de tijd even helemaal stil. Net zo stil als de ijle lucht en het heldere licht en de windstilte van Johannesburg.
En ik dacht: zo voelt het paradijs. Het moment is een eeuwigheid geworden, omdat er niets anders is dan dit.
Ik ben vaak op zoek geweest naar dat gevoel, zoals veel mensen, denk ik: in muziek, in belevingen van schoonheid, in lichamelijke bevrediging. Het is een kortstondig losgerukt zijn van alles dat voorbijgaat. En in het losgerukt zijn, ben je een heel, volledig wezen. Maar ook richtingloos, in een zalige luchtledigheid.
De Engelse taal heeft er zo’n mooi woord voor: presence (tegenwoordigheid). Het omvat zowel het temporele als het ruimtelijke ‘aanwezig zijn’. Het staat tegenover het idealistische anticiperen, waarin je altijd bezig bent met wat er zou moeten zijn in de toekomst, en nooit met wat er nu is.
En omdat de ervaring van eeuwigheid eigenlijk altijd zo kortstondig is, is het begrip ‘paradijs’ (waarin die eeuwigheid écht een eeuwigheid duurt) iets onbestaanbaars, iets dat niet bij het leven hoort en misschien wel de dood is.
En het moment van paradijslijke eeuwigheid ging weer over, want ik sta nog midden in het leven. Ik ging met Mageshen koffie drinken in een cafeetje in Melville en daarna arriveerde mijn informant met wie ik twee uur lang zeer zakelijk en informatief heb zitten praten. En intussen hield Mageshen zichzelf bezig.
Het is een van de redenen dat ik het prettiger vind om ouder te worden. Als je verliefd bent op je 18de dan word je er helemaal door opgevroten. Als je verliefd bent op je 35ste word je bij vlagen opgevroten, maar bij vlagen kun je gewoon functioneren. Ondanks het high-zijn van de ijle berglucht, de weinige slaap en de gierende hormonen, kon ik uit de ene ‘luchtzak’ van ervaringen stappen en een andere binnentreden, zoals ik ook afwisselend bij de Zoeloes, de Duitse missionarissen, de Afrikaners en de Indiërs binnenstap, meedoe, maar toch ook toekijk, onthecht ben zonder me verlaten te voelen.
Daarom houd ik misschien wel zo van op-reis-zijn. Op reis kan ik op een prettige manier onthecht zijn, ergens voorbijgaan en weer doortrekken naar een volgende dag en een volgende confrontatie met iets wat buiten mezelf ligt. Zonder idealistische anticipatie van 'het volgende' besta ik niet; daarin ben ik heel westers. (Misschien ga ik eens een essay schrijven over 'het volgende' als concept.) Mijn reislust is een vorm van verzet tegen de zalige eeuwigheid, om zo te blijven voelen dat ik leef. Maar de korte momenten van die zalige eeuwigheid koester ik.
1 opmerking:
wauw barbara, wat heerlijk!!
Een reactie posten