zondag 24 augustus 2008

What a wonderful world

Klank brengt bij mij vaak een directe respons teweeg. Ik kan met het licht aan slapen of in het donker werken, maar met herrie aan mijn kop gaat geen van beiden. Met muziek aan gaat trouwens ook geen van beiden. Ik wil me dan op de muziek concentreren. Zelfs eten met (goede) muziek op de achtergrond vind ik moeilijk, want ik heb dan het gevoel dat ik aan geen van beiden genoeg aandacht kan besteden terwijl ik ze allebei zo lekker vind. Misschien ben ik een ervaringsautist. Ik ben sowieso niet goed in multitasking, zeker niet voor een vrouw.

Ik ben dus niet zonder reden musicoloog geworden. Taal leer ik vaak auditief, want ik ben goed in nabootsen van wat ik hoor. Door mijn jaren in Oxford was ik gezegend met een quasi Queens’ English waar ik – in NL althans – bewonderende reacties op kreeg. Nu praat ik een soort spaghetti-Australisch (waanzinnig uitgerekte klinkers) met een Hollands accent (te dikke essen en ellen). En ik kom er niet meer vanaf. Hier spreekt iedereen weer een ander soort Engels, dus kan ik alleen maar terugvallen op wat ik zelf heb, en dat is een Hollands accent. En ik vind het niet eens erg. Het verandert namelijk niets aan mijn mogelijkheid in contact te komen met mensen en door ze begrepen en gewaardeerd te worden. Oxford English is geen norm hier en het zou volstrekt belachelijk zijn om het na te bootsen. Het pantser van verbale uiterlijkheid schilfert dus af. Heel bevrijdend.

Toch brengen de manieren waarop andere mensen tegen mij praten nog steeds heftige reacties in me teweeg. In vergelijking met veel anderen praat ik, denk ik, tamelijk gereserveerd. Die ervaring had ik voor het eerst toen ik in Oxford een appartement deelde met een joodse meid uit Washington, die dikwijls vanaf de wc door twee half open deuren door het huis toeterde hoe haar dag was geweest, en in onbedaarlijke huilbuien uitbarstte als ze een tentamen niet gehaald had. We hadden het erg naar onze zin samen, dat jaar, ookal voelde ik me voor het eerst in mijn leven een geremde calvinist. Veel Amerikanen kunnen goed klank projecteren, je verstaat ze bijna altijd, mits ze niet te snel praten. Dat maakt ze nogal ‘aanwezig’.

Toen ik bij aankomst in Mackaya Bella, vorige week, door Louise werd voorgesteld aan de (zwarte) huishoudelijke staf, was de respons daarop ook anders dan ik uit Nederland gewend ben; veel directer, extroverter en nadrukkelijker. Lucy, een statige vrouw van eind 50/begin 60, riep uit: ‘Oh, THAT is WONderful’ toen Louise zei dat ik 11 weken zou blijven, en ze bewoog bij elke lettergreep heftig met haar hoofd heen en weer. ‘It will be wonderful for me’, zei ik, ‘I hope it will also be wonderful for you’ en Lucy schaterde. Ik ervoer haar uitgesprokenheid als ‘anders’ en wellicht ‘exotisch’, maar ook als heel prettig en warm.

Eind van deze week kwam ik in contact met een andere gast in het guest house, een Australische, die de secretaresse is van de voorzitter van de International Council for Traditional Music. Volgend jaar is er een groot wereldwijd congres van deze organisatie in Durban (ik ga er zeker heen) en zij was vooruit gereisd op haar baas (die vanavond aankomt) om de zaak voor te bereiden.

We zijn samen uit eten geweest in de haven van Durban en ik merkte dat ik moeite had met haar. Op alles wat ik zei, zei zij: ‘Ohhh, thaaat is WAAAAAANderful!’met de spaghèèèddi-klinkers die ik ook steeds meer bij mezelf bespeur. En onder het beleefd ‘ja’ en ‘nee’ en ‘sure’ zeggen, zat ik me af te vragen waarom haar ‘wonderful’ me zo stoorde en Lucy’s ‘wonderful’ niet.

Het is te simplistisch om te zeggen dat Lucy oprecht was in haar ‘wonderful’ en deze australische dame niet. In fact, toen ik beter ging luisteren, kwam ik erachter dat ze een ontzettend leuk mens is. Ze is opgegroeid in een vissersdorp aan de Australische kust, waar ze altijd in de zee zwom en in bomen klom, net als ik in Indonesië. Haar uitgesproken politieke meningen lagen dicht bij de mijne en gaven ons alle kans om over van alles te praten. En dat deden we ook. Maar bij elke ‘Waaaaaanderful’ kwam mijn eten weer naar boven borrelen.

Waarom dat geborrel? Vereenzelvig ik mezelf minder met Lucy dan met de Australische, omdat Lucy de exotische Ander is, en de Australische een lachspiegel van mezelf? Het is een denkbeeld waar ik niet graag aan wil, ik heb er nog even geen alternatief voor gevonden.

Geen opmerkingen: