dinsdag 26 augustus 2008

Ongedierte

Gisteravond trof ik voor de tweede keer een kakkerlak aan in mijn badkamer. Kakkerlakken zijn onvermijdelijk in deze contreien, je komt er altijd wel één tegen. Maar twee kakkerlakken op dezelfde plek, betekent meer kakkerlakken. Hij wiebelde met zijn voelsprieten en hij leek in te schatten of hij langs mij kon kruipen om zich achter de pleepot te verstoppen.

Ik had op hem kunnen stampen of hem een mep kun verkopen, maar dat geeft zo’n vieze rotzooi. Bovendien denk je dat je er dan één minder hebt, maar in feite heb je de kakkerlakkenfamilie een handje geholpen met hun voortplanting. In de smurrie die je van de vloer en muren moet vegen, zitten vaak honderden bevruchte eitjes die je nooit helemaal wegkrijgt. Men in Black is er niets bij.

Mijn vader beweert dat mensen, dieren en planten wellicht het loodje leggen als de bom valt, maar de kakkerlak verschuilt zich simpelweg achter zijn schilferige vleugeltjes en leeft door. Ik denk dat mijn vader gelijk heeft, zoals altijd.

Dus ik koos voor de optie met het glas. Een glas over de kakkerlak, papiertje eronder en in de plee ermee. Niet dat dat helpt, maar je hebt tenminste niet meer kakkerlakjes gemaakt. En je zit niet met de smurrie.

Hij was me te vlug af. Toen ik terugkwam met een glas en een papiertje, had hij zich achter de plee verscholen, tussen de buizen die daar uit de grond komen en ik kon er niet meer bij. Ik moet Louise op de hoogte stellen. Ze zal zich vast enorm opgelaten voelen, want het is hier heerlijk schoon en prettig, maar als we niets doen, hebben we straks een plaag.

Er is wel meer gekruipsel in en om het huis. Er schijnen wel eens enorme slakken naar binnen te glijden als je het raam open laat staan. En toen ik gisteren achteloos een snoeppapiertje op de grond had gegooid, zaten er 10 minuten later wel 100 mieren omheen. Oja, dacht ik toen, dat is ook zo. In landen als deze moet je opletten wat je op de grond gooit. Het vergt een soort alertheid die ik ooit had in Indonesië en die nu weer wakker wordt. Dat vind ik prettig.

Zo vergat ik twee dagen geleden ’s avonds het raam dicht te doen, toen ik de lichten aan had. Sindsdien is er één mug die mij van mijn nachtrust berooft. Deze mug is het (nog immer) levende bewijs dat de creationisten ongelijk hebben, want hij is de vleesgeworden Darwintheorie.

Net zoals we onmiddellijk moeten stoppen met antibiotica voor elk wissewasje omdat we daarmee resistente bacteriën kweken, zo ben ik ook voor een verbod op het doodslaan van muggen. De niet doodgeslagenen maken alleen maar kindertjes die ook weten hoe ze niet doodgeslagen moeten worden. Zoals deze.

Hij verstopt zich (onder mijn bed of achter een kast). Ik wapper zelfs met lakens langs mijn bed, in de hoop dat hij door de luchtstroom onder mijn bed vandaan komt en ik hem de finale slag kan toedienen. Maar hij laat zich niet uit zijn tent lokken. Hij wacht. Hij wacht niet alleen tot ik in mijn bed gekropen ben en het licht uitgedaan heb. Hij wacht ook tot ik in slaap begin te vallen. Dan begint hij zijn offensief. Bzzzzz.

Ik ben toch niet de beroerdste. Zolang hij me niet volspuit met malaria of een andere vliegende vlektyfus wil ik best wat bloed doneren, maar de verlossende beet en zijn daarop volgende verzadiging en aftocht zijn tot nog toe uitgebleven. En als ik het licht aanknip is hij in geen velden of wegen te bekennen. Pfffaaahh, zoveel onvervuldheid in het leven...

Een van de studenten die ik vanmiddag samen met Nishlyn in de klas had, een componist, vertelde hoe hij een compositie heeft geschreven over muggen. Hij was gaan jagen met een vriend. ‘Vissen gaat nog’ vertelde hij, ‘want je kan af en toe nog eens verzitten of wat tegen elkaar zeggen, maar met jagen moet je doodstil op een plek blijven zitten.’ Hij vertelde dat zijn hoofd binnen een paar minuten omgeven was met een zwerm zoemende muggen die je niet weg kunt wapperen of dood kunt slaan. Laat staan af kunt knallen. De kogel moet je bewaren voor dat wildebeast of aardvark. ‘After a couple of hours, you hear harmonies’ beweerde hij ‘and you’re bitten by that thirteenth chord at your left ear. I wrote a piece about that’.

Geen opmerkingen: