zondag 6 september 2009

Gitaarles

Over dansen en rappen is het leuk bloggen, zeker als je foto’s hebt, maar ik werk natuurlijk niet alleen maar met Abagqugquzeli. Veel meer directe informatie krijg ik van mensen om de musici heen: producers, managers, mensen van de omroep, mede-academici, archivarissen.

Maar ingevoerd raken in de muziek is enorm belangrijk om muzikale kenmerken op een zinvolle manier met sociale en culturele te verbinden. Sommige zaken kun je zelfs alleen horen als je zelf speelt of zingt. Maskanda is heterofone muziek en de veellagigheid ervan leer je alleen goed horen (en appreciëren) als je met een basisriff begint en gaandeweg steeds meer omspelingen leert.

Dat is precies wat ik leer van Shiyani Ngcobo. Zo extrovert en energiek het dansen met Abagqugquzeli is, zo introvert en verstild zijn de riffjes die ik van uBaba uShiyani leer.

Shiyani is een belangrijke informant voor mij, omdat hij veel buiten Afrika opgetreden heeft. Hij heeft op verschillende internationale wereldmuziekfestivals gespeeld, hij maakte een cd in Engeland (Introducing Shiyani Ngcobo, World Music Network 2004) en trad in 2007 op in New Yorks Carnegie Hall.

Toch is Shiyani’s internationale blootstelling betrekkelijk. Vorige week kwam hij met een brief van World Music Network aanzetten met de vraag of ik hem kon uitleggen wat erin stond. Ik moest hem vertellen dat hij dit jaar helemaal geen royalties krijgt omdat er dit jaar geen cd’s verkocht zijn. Potverdikkeme. Allemaal even op de link klikken jongens en kopen, die cd. Ziehier hoe een wetenschapper weer eens in haar eigen onderzoek ingrijpt. Onderzoek ik internationale exposure en is die er niet? Dan maken we die toch gewoon…?

Maar praten over dat soort dingen doen we vooral als we een tolk kunnen vinden. Mijn Zoeloe is nog basaler dan zijn Engels en de muzieklessen zijn van een middel om hem te spreken te krijgen een doel op zich geworden.

Shiyani speelt nog het soort maskanda dat aan het begin van de twintigste eeuw gespeeld werd: een man loopt van zijn huis naar zijn werk, een tocht die wel een dag kan duren en om de tijd een beetje door te komen speelt hij op zijn gitaar. Zijn lied is een verhaal, een klaagzang en een zelfprijzing ineen en kan net zolang duren als zijn tocht.

Shiyani’s riffs lijken eenvoudig, een dalend tetrachord, bijvoorbeeld, met parallelle octaven, kwarten en tertsen. Shiyani speelt me het voor en ik probeer mee te komen. Gebrekkig Zoeloe en gebrekkig Engels zijn niet meer nodig. We hoeven alleen maar ‘kulungile’ (ok) of ‘try again’ te verstaan. Ik vind het leuk om te ervaren dat muzikale communicatie echt mogelijk is zonder verbale. Bij muzieklessen in Nederland of Engeland heb je dat niet door, want je blijft toch wel doorkletsen over die muziek. Met Shiyani merk ik dat woorden echt niet nodig zijn om elkaar muzikaal te begrijpen.

Bij maskanda gaat het niet zozeer om virtuositeit (hoewel Shiyani in zijn versies van zijn songs behoorlijk virtuoos kan zijn); het gaat er vooral om dat je zo’n riffje van vijf noten wel een kwartier kan blijven spelen en tempo kan houden. Net zoals dat vroeger ging. Als dat lukt en ik al mijn posities met links op hetzelfde moment kan wisselen als mijn snaren met rechts, dan is dat geweldig, want je komt in een soort groove terecht en als je daar eenmaal inzit, begint Shiyani zachtjes te zingen.

En dan is het hele leven gewoon even helemaal goed.

Geen opmerkingen: