donderdag 9 oktober 2008

Post/kolonialisme

Al een paar weken repeteer ik mee met de maskandagroep Abagquzeli. Zij zijn een cruciale bron van informatie voor me. De wijze waarop ze elkaar (en mij) tunes, riffs, dansen en lyrics aanleren. Hun pogingen tot een professionele muzikale loopbaan. Hun voorstelling van het grote allesverheffende ‘overseas’ dat hun drijfveer is voor alles wat ze doen.

Vanaf het begin was mijn positie problematisch. Mijn bedoeling was om met een bandrecorder en een opschrijfboekje in een hoekje te gaan zitten en iedereen te laten doen alsof ik er niet ben. Hopeloos naïef natuurlijk; dat wist ik ergens ook wel. Ondanks al mijn pogingen mezelf onzichtbaar te maken, krijg ik steeds meer de indruk dat repetities rond mijn agendawensen georganiseerd worden.

En dat is niet alles. Al bij de eerste ontmoeting waren de bedoelingen van Abagquzeli glashelder: ik moest hun witte manager worden die voor hun de weg naar roem en glorie in het grote ‘overseas’ zou plaveien. En ik moest meedansen voor een uitvoering. Want met een witte in je Zoeloeband krijg je volle zalen.

Ik was blij dat hun verwachtingen niet stiekem gekoesterd werden, maar open en glashelder uitgesproken. Dat gaf mij de gelegenheid ook glashelder te zijn in het feit dat ik in dat opzicht niets voor ze kan betekenen.

Maar helemaal niets betekenen kan niet, want zij betekenen wel iets voor mij. Ze zijn een informatiegoudmijntje en ik verdien mijn brood door hun goud straks op de internationale academische publicatiemarkt te verkopen. Voor glanzende publicatiequota.

Een ideaal van postkoloniale theorievorming is dat Skho en haar musici zo goed opgeleid zijn dat ze zelf in academische A-journals kunnen vertellen over maskanda, zonder mij – een door Hegeliaanse filosofie gedeformeerde mediant – ertussen.

Maar hoe leg je dat uit?

Dus ik betaal Skho voor de danslessen, zoals ik Shiyani voor de gitaarlessen betaal en Thokozani voor de Zoeloetaallessen. Zo kan ik iets teruggeven en tegelijkertijd wat afstand bewaren. Want dat is wat geld doet: het commodificeert het bloed, het zweet en de tranen die een ander in je investeert. Hoe handig toch, dat geld. En ook: hoe onmenselijk.

Ik betaal haar het bedrag dat zowel Shiyani als Thokozani van me vroegen: 250 rand per les (ongeveer 20 euro). Voor Skho is dat een absurd bedrag, misschien wel een maandloon. Elke keer als ik het haar overhandig, kust ze het en zegt ze dat ze iets moois gaat kopen als ze de huur heeft betaald, want ze loopt achter. En mijn maag knijpt telkens weer samen als ze dat doet.

Ik stuur ook al weken aan op een gesprek met Skho, want ik leer wel veel tijdens repetities, maar er valt geen woord te wisselen in een stenen hok van 2 bij 4 onder een snelweg vol trucks en rammelbussen, met twee electrische gitaren, een basgitaar, een drumstel en een synthesizer op 3 amplifiers, die geen moment (maar dan ook geen moment) stoppen met spelen.

Dus ik vroeg haar uit voor koffie na de repetitie. We gingen naar een neutrale tent in het Musgrave Shopping Centre en Skho bestelde alles wat ze bestellen kon: kip, biefstuk, frieten, cola en kwarktaart toe. De helft at ze op, de andere helft liet ze inpakken en nam ze mee.

Intussen ondervroeg ik haar over de zaken die me al zolang bezighouden: waar zingt ze over, hoe maakt ze haar liedjes, wat wil ze met haar band? Voor haar gaat het om het doorgeven van Zoeloetradities, die de jeugd van tegenwoordig volgens haar verloren heeft.

Ondanks de overdaad aan westerse mainstream popelementen in haar muziek beschouwt ze haar muziek als ‘indigenous deep Zulu’. En ondanks de overdadige demonstraties van Zoeloetradities in het sociale (lobola/bruidschat is ook onder hoogopgeleide Zoeloes nog steeds een must) en politieke (JayZee) domein, vindt ze dat juist die Zoeloetradities aan het verdwijnen zijn.

Weer dat romantische verlangen naar echtheid….

Geen opmerkingen: