maandag 20 oktober 2008

Ondraaglijke witheid

Uitgenodigd voor een lezing aan de Universiteit van Stellenbosch stapte ik woensdag op het vliegtuig naar Kaapstad. Iedere Zuid-Afrikaan op mijn pad heeft me verteld dat ik niet naar Nederland terug kan keren zonder Kaapstad gezien te hebben, dus ik besloot het weekend in Kaapstad door te brengen.

Vanuit Kaapstad is het een half uurtje rijden door de wijnvelden naar Stellenbosch in de heuvels. Het was stralend weer, hetgeen niet vanzelfsprekend is in de Kaap. Mijn contacten aan de Universiteit van Stellenbosch hadden een prachtig guesthouse voor me geregeld.

En ik had de namiddag en avond om het plaatsje te bekijken, een gezellig maar lichtelijk pretentieus studentenstadje: Leiden, Leuven en Freiburg door elkaar zeg maar.

Ik liep als een verdoolde ziel door de straten. Ik heb toch goed geleerd om met cultural shocks om te gaan, maar een shock als deze heb ik nog niet eerder meegemaakt.

Eikenlaantjes (waar kwamen die eiken in godsnaam vandaan?), knusse Hollandse huisjes met kneuterige ruitjes,

een schuur,

en een Hollands kerkje tegen de berg.

Iedereen spreekt Afrikaans. Je ziet geen zwarte in de straten, behalve anderhalve Big Issue (Straatnieuws) verkoper. Allemaal vagelijk herkenbaar en herleidbaar tot waar ik vandaan kom: Nederland. En Oxford: de rugbycorpsballen liepen brallend door de straat. En de geüniformeerde kostschoolmeisjes ook.

De boekhandels waar ik heen vluchtte, draaiden geen jazz of Afrikaanse muziek, maar langzame delen uit barokke trompetconcerten, toch nooit mijn favorieten, maar nu absoluut onverdraaglijk.

Wat voelde ik me verloren. Het was zoals Nederland, het was zoals Oxford, maar het was mijn wereld niet meer. Ik kwam niet uit NL of uit Oxford. Ik kwam uit Durban met jazz en maskanda en Bollywood. Dit was kakineus, pretentieus en leeg. En bij implicatie waren Nederland en Oxford ook leeg. Ik heb me jarenlang thuisgevoeld in Oxford maar het stadje hangt van pretentie aan elkaar, dat weet iedereen. Vroeger stoorde ik me daar niet aan. Nu wel. Ik zou het er geen week meer uithouden.

Die avond belde Mageshen om te vragen hoe het met me ging. Op de achtergrond klonk een jazzband uit Mozambique. Mageshen zat in een jazztent, had net in zijn jazzcentre een ontzettend goeie band te spelen gehad en deed daar blij verslag van.

Ik vertelde hem over mijn cultural shock: Dat ik bij de Mozambiqaanse jazzband wilde zijn en niet bij de kwart- en kwintsprongen van de trompetconcerten. ‘Ahh’ gromde hij tevreden, ‘I see we brought you over to the dark side.’ Daar moesten we enorm om giechelen.

Die morgen nog had ik lesgegeven in UKZN en mijn studenten verteld over de zwarte bladzij in de geschiedenis die Holocaust heet. Ik houd ervan om verhalen te vertellen en om nadrukkelijk te zijn in wat ik vertel om de studenten erbij te houden. Vaak spreek ik een woord zo uit dat het een respons losmaakt, ookal is die respons nog zo klein.

Dus ik stortte me gretig in een nadrukkelijke uitspraak van het woord ‘black’ in de ‘black page’: een dikke b en l, een zo open mogelijke èè om knallend op de afsluitende k uit te komen. En terwijl ik het uitsprak, realiseerde ik me dat ik tegen een ‘black student’ aan het praten was. Mijn ‘drama-black’ strandde jammerlijk in een verontschuldigende giechel en de student giechelde vergoelijkend terug.

Zwart, wit, donker en licht; het zijn allemaal begrippen met een lading hier. Ook Mageshens ‘dark side’. En ik bedacht me dat het de witheid van Stellenbosch was die ik ondraaglijk vond. Het was het streven naar een zichtbaar onberispelijke en onbezoedelde monocultuur, en naar een ‘seclusiveness’ die zo Oxonian is. In Oxford voelde ik me bevoorrecht om daarbij te horen. Hier stond het me tegen.

Mageshen en ik namen afscheid en ik liet de Mozambiqaanse jazzklanken nog een paar seconden mijn Victoriaanse kamer instromen voor Mageshen ophing. En toen werd het heel stil in die kamer.

Onbedoeld en ongepland doorbrak ik mijn eigen drang tot Oxfordiaanse erkenning in mijn lezing, de volgende dag. Ik had een keurig verhaal voorbereid dat ik op Oxfordiaanse wijze voordroeg. Maar ik kon het niet meer volhouden. Ik geloofde niet meer in die wijze van vertellen. Van een lezing werd mijn verhaal allengs een college waarin ik afdwaalde van mijn lijn en in plaats daarvan vertelde wat ik de afgelopen weken aan problemen was tegengekomen in mijn veldwerk. Mijn publiek waardeerde dat enorm en er kwam een levendige dialoog op gang. Weer een bevrijding verder.

Geen opmerkingen: