zaterdag 4 oktober 2008

A Thousand Hills

Vandaag had ik een vergelijkbare ervaring als Adriaan van Dis in zijn onvolprezen Van Dis in Afrika documentaires. Een bezoek aan een ‘echt’ Zoeloedorp.

Van Dis vertelde er hilarisch over in zijn programma: grote negers met blote billen die dansjes voor je opvoeren en aan het eind van de dag in hun spijkerbroek op hun brommer stappen om naar huis te rijden.

Selby kwam me na mijn maskandales ophalen en had boomende maskanda en mbaqanga op de autoradio opstaan. Lekker. Ik vroeg uitgebreid naar zijn familie en hij vertelde uitgebreid over het landschap waar we doorheen reden, terwijl we samen een pak chocoladekoekjes leegaten.

We reden we naar de Valley of a Thousand Hills. Ik snap nu waarom die vallei zo heet:

Bij de vallei is een nepperig game park met een hoop krokodillen en slangen. Ik heb al van kindsbeen af een fascinatie voor die prehistorische monsters dus ik heb mijn hart goed opgehaald:

En er was een aangeharkt erfje met keurige rieten hutjes. Je ziet er nog geen kip rondscharrelen, maar er zitten wel zorgvuldig geconstrueerde rafels aan de vuurplaats in de huttten. Op het erfje werden dansen opgevoerd, vergelijkbare passen die ik gisteren nog onder de snelweg in Durban had geoefend met Abagquzeli, waaronder de 'gestrekte been' pas (tweede foto).

Waarom dat onbehagen bij het aanschouwen van die dansen? Is het mijn verlangen naar ‘echtheid’? Het dansen was niet ‘echt’ omdat het opgevoerd werd voor toeristen (uit z’n functionele context gerukt, zeggen de ouderwetse etnografen), maar het was ook wel echt, want ik ken die dansen onderhand en ze werden door bekwame dansers gedanst. Ik had ontzettend veel zin om mee te doen.Van een antiek Grieks potje in een museum zeg je ook niet dat het niet echt is omdat het niet gebruikt wordt waarvoor het gemaakt is.

Dat verlangen naar ‘echtheid’ is er niet alleen bij mij: de toeristen willen in een echt Zoeloedorp een echte Zoeloedans in echte traditionele klederdracht bijwonen. Ik – als pretentieuze semi-toerist – had ‘the real thing’ al meegemaakt en meegedaan: in een dorpje bij Pietermaritzburg, een paar weken geleden. Inclusief dooie koeienkoppen en ‘echte’ geitenslachtingen.

Waarom was dat dansen daar echt en dit dansen nep? Omdat ik toen de enige witte was? Omdat ik participeerde? Omdat het functioneel was? Is dat niet hetzelfde verlangen als de toeristen hadden, die geen koelkast en geen mobiele telefoon en geen auto voor een Zoeloehut willen zien staan, ookal is dat de realiteit?

Wat me bij mijn maskandaonderzoek al veel langer bezighoudt is de vraag of het verlangen naar echtheid iets westers is. Iets dat voortkomt uit een geschreven cultuur waarin alle expressie in een heroproepbare vorm gegoten moet worden om geloofwaardig te zijn. Want alleen als iets heroproepbaar is kun je de ‘echtheid’ ervan bepalen door het af te zetten tegen het wat er al was: ‘het echte’.

Als mijn hypothese klopt dan is Selby heel westers. Hij vond de optredens geloofwaardig en een goede zaak omdat ze buitenlanders inzicht geven in Zoeloecultuur. Net zoals Europeanen het belangrijk vinden dat er saaie antieke Griekse potjes in musea staan.

1 opmerking:

Dick zei

Dat zoeken naar echtheid stamt denk ik uit de Romantiek. De achterliggende gedachte is dat de eigen tijd op de een of andere manier gecorrumpeerd is en dat vroeger alles beter - want zuiverder - was. (Toen had je nog échte winters, dat zie je tegenwoordig niet meer).

Het Zoeloedorp dat je beschrijft is volgens mij echt, uit het moderne hedendaagse contemporaine 21-eeuwse tijdsgewricht van nu.

Met alles erop en erachter.

Heerlijk om je weblog te lezen!